[AGTRT-BDF84] Het scheiden van genderdysforie en genderincongruentie is essentieel voor de wettelijke positie van transgenders

Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team

Eerder berichtten we over de verwarring die de Wereldgerzondheidsorganisatie (WHO) zaait met hun definitie van transgender (zie AGTRT-BDF83). Maar er is meer onduidelijk medisch jargon over gender. Op de site van het Kennisplatform voor jeugdhulp vinden we bijvoorbeeld de volgende tekst:

Genderbevestigende trajecten en hun invloed

Een genderbevestigend traject omvat diverse medische stappen, zoals puberteitsremming, hormoontherapie en chirurgische ingrepen, om het lichaam meer op één lijn te brengen met de genderidentiteit van de jongere en om te gaan met genderdysforie.”

Wij menen dat hier genderdysforie wordt gebruikt waar genderincongruentie had moeten staan. De medische stappen staan in verband met een medische diagnose (voor een problematiek die in de ICD wordt benoemd) maar die juist niet in de DSM5-TR staat omdat genderincongruentie niet meer als een primair psychiatrisch probleem wordt gezien. Dat sluit niet uit dat het langs medische stappen oplossen van genderincongruentie ook genderdysforie, een mogelijk symptoom van genderincongruentie, kan verminderen.

Er is in de DSM-5TR nog wel sprake van genderdysforie maar dat betreft dan soms, maar niet altijd, consequenties van genderincongruentie. Genderdysforie kan optreden zonder genderincongruentie te ervaren en ook omgekeerd kan genderincongruentie optreden zonder genderdysforie te ervaren. 

Tenslotte kan de genderidentiteit (zoals door de persoon zelf bepaald) afwijken van het legale gender (meestal het gender dat bij geboorte werd toegekend) zonder dat sprake is van genderdysforie en zonder dat sprake is van genderincongruentie.

In dat laatste geval zijn de meningen verdeeld over de toepassing van genderclassificatie. Co-essentialisme indiceert om de (zelfidentificatie van de) genderidentiteit te volgen en essentialisme indiceert om dat juist niet te doen. Een MotR-aanpak kiest een middenweg die van geval tot geval kan verschillen.

Deze kwesties houden direct verband met het primaire FGT-argument (1 en 2 hieronder) voor de juistheid van het mogelijk maken van legale gendertransitie: 

  1. De legale transitie van P van gender G1 naar gender G2 kan een bruikbaar instrument zijn bij de behandeling van genderdysforie (als psychiatrisch probleem).
  2. Het belang dat P kan hebben bij legale transitie van G1 naar G2 is zo groot (als onderdeel van de oplossing van genderdysforie) dat dit belang zelf rechtvaardigt dat de wet legale gendertransitie mogelijk maakt.

Bij dit primaire argument is van doorslaggevend belang dat genderdysforie als een psychisch probleem (DSM5-TR) wordt gezien. Als genderdysforie wordt vervangen door het medische probleem genderincongruentie dan slaat dat de bodem uit het argument: het is niet duidelijk dat een medisch probleem een oplossing kan vinden door een legale stap (terwijl dat voor een psychisch probleem wel degelijk denkbaar is).

Het primaire FGT-argument is wat vanuit FGT in valt te brengen tegen de TERF-ideologie (zie AGTRT-BDF43) en tegen de TEFC-ideologie (zie AGTRT-BDF44). Het primaire FGT-argument is daarmee ook wat vanuit FGT in valt te brengen tegen de over gendertransitie uitermate negatieve attitude in Dignitas Infinita (zie AGTRT-BDF77).

Voor de volledigheid noemen we ook een secundair FGT-argument voor de juistheid van het mogelijk maken van legale gendertransitie: als lichamelijk gender als morfologisch gender wordt gezien (tot zeg 1950 nog volkomen gebruikelijk), dan is gendertransitie mogelijk ook vanuit een essentialistisch perspectief. Langs die lijn werkend is een verworven recht op gendertransitie ontstaan dat stand houdt ook nadat de notie lichamelijk gender is gemigreerd naar een meer principieel biologische interpretatie daarvan (die gendertransitie in technische termen juist implausibel zou maken, het TERF-argument, “eens een man altijd een man”).

Uiteindelijk merken we nog op dat het primaire en het secundaire FGT-argument van een andere orde zijn dan verdere argumenten voor nut en redelijkheid van de mogelijkheid tot gendertransitie. Die andere argumenten spelen pas een rol wanneer de mogelijkheid van legale gendertransitie in beginsel is aanvaard.

Primair en secundair FGT-argument zijn bedoeld voor gebruik in de discussie met essentialistische tegenstanders van legale gendertransitie. Het co-essentialistische argument dat formeel gender nu eenmaal bepaald wordt door genderidentiteit en dat legale transitie (qua regelgeving) formeel gender moet volgen (een zaak van rechten van de mens) zien wij uitdrukkelijk niet als een doorslaggevend argument en zeker ook niet als een argument dat bruikbaar is met de tegenstanders uit essentialistische hoek.