Laurens Buijs & Jan Bergstra
Amsterdam Gender Theory Research Team
Vorige week is commotie ontstaan over de participatie van een transvrouw bij de dartscompetitie voor vrouwen. Twee vrouwen, zeg A en B, weigerden om nog langer in het nationale team te zitten met een transvrouw, die noemen wij hier C. We noemen dat namen van de personen hier niet omdat er niets specifieks persoonlijks in het verhaal zit, althans niet in de berichten hierover die wij hebben gezien.
Lees meer over de commotie over de deelname van transvrouwen aan het vrouwendarts:
Transgender en darts I: medisch en psychologisch Nederland is nu aan zet
A en B stellen dat C een biologische man is en dat het unfair is dat zij in de vrouwencompetitie meedoet. Het is steeds mogelijk dat de media de meningen van A,B en C te simpel weergeven, ook daarom noemen wij liever geen namen.
We denken dat het wel degelijk mogelijk is om tot vrouwentopsport te komen die inclusief is naar transvrouwen, maar dat vergt wel dat heldere selectiecriteria worden ontwikkeld die de fairness richting cisvrouwen in de topsport beschermt. De volgende elf punten zijn daarbij volgens ons van belang:
- De term biologische man schept verwarring, ook al lijkt het heel duidelijk (zie AGTRT-BF41 en AGTRT-BF42). Wij spreken liever van een persoon met mannelijk lichamelijk gender. Maar ook dan zijn er verschillende mogelijkheden die onderscheiden moeten worden:
- Morfologisch mannelijk: ofwel wat je “van buiten” kunt zien,
- Mannelijk qua samenstelling van de chromosomen,
- Mannelijk qua gonaden en gameten,
- Mannelijk zoals te zien op FMRI hersenscans (een recente techniek),
- Combinaties van de opties hierboven.
- Het IOC heeft onder andere de volgende uitgangspunten en die zien wij als steekhoudend:
- Inclusief werken inzake gender is in beginsel een doelstelling: als dat kan laat dan transvrouwen meedoen bij de competities voor vrouwen en transmannen bij de competities voor mannen.
- Per sport heeft de vraag of lichamelijke cis-mannen (of vrouwen) een voordeel hebben tegenover lichamelijke cis-vrouwen (of mannen) een ander en specifiek antwoord, er is geen algemene uitspraak over te doen.
- Beperking van toelating (bijvoorbeeld van een transvrouw tot een competitie voor vrouwen) mag alleen plaatsvinden wanneer aannemelijk gemaakt kan worden dat er anders van een “unfair” voordeel sprake zou kunnen zijn. Hier is dus zeer uitdrukkelijk niet sprake van een precautionary principle (dat precautionalry principle zou dan luiden: zolang we niet zeker weten dat transmannen heen voordeel hebben mogen ze maar beter niet meedoen).
- Bij het eigen beleid mag een sportbond de transitiegeschiedenis van een kandidaat-deelnemer een rol laten spelen. Ook de wijze waarop dat gebeurt verschilt van sport tot sport (World Aquatics zien wij hierin als een best practice, zie AGTRT-BF3).
- Bij het formuleren van toelatingscriteria wordt aangeraden om gebruik van de termen man en vrouw te vermijden.
- De problematiek van transgenderdeelname aan sportwedstrijden komt in de praktijk van het IOC vrijwel uitsluitend neer op de vraag of transvrouwen volgens het morfologisch criterium mee mogen doen aan wedstrijden in de competitiecategorie voor vrouwen. Een complicatie is dat op voorhand niet te zeggen valt of een goed getrainde en getalenteerde transvrouw een voordeel heeft ten opzichte van de gemiddelde goed getrainde en getalenteerde vrouw (al dan niet trans). Dit blijkt af te hangen van extra gegevens die we kunnen vatten onder de noemer van de transitiegeschiedenis. Met gegevens over de transitiegeschiedenis bij de hand kan een inschatting gemaakt worden van het voordeel dat de betreffende transvrouw in een gegeven wedstrijdtype kan verwachten.
- Voor elk wedstrijdtype zijn twee vragen van belang, en moet een sportbond keuzen maken om deze te beantwoorden. De antwoorden op deze twee vragen kunnen van sport tot sport (atletiek, zwemmen, darts, schaken etc.) en binnen een sport van event tot event verschillen. Soms zijn andere criteria betreffende gewicht, leeftijd of lengte aan de orde.
- Welke informatie over de (persoonlijke) transitiegeschiedenis van een kandidaat deelnemer is nodig om te beoordelen of deze mag deelnemen?
- Onder welke condities (betreffende de transitiegeschiedenis van de kandidaat-deelnemer) wil men deelneming afwijzen?
- Informatie over de transitiegeschiedenis wordt gebruikt om bij een toegelaten deelnemer te motiveren dat deze geen unfair verwacht voordeel zal hebben. Zo maakt het IOC er een punt van dat een persoon (man) die langdurig in de jeugd de voor een man in die leeftijd gebruikelijke testosteronlevels heeft, daar ook na hormoontherapie nog jaren “voordeel” van kan hebben. Dit verwachte voordeel kan een reden zijn om een transvrouw die pas laat in transitie is gegaan als kandidaat-deelnemer niet toe te laten.
- A, B en C zijn het erover eens dat C transgender is. Maar wat betekent dit? In de medische hoek (en volgens de APA, de American Psychological Association) is een transgender persoon (in casu een transvrouw) iemand die van zichzelf denkt transgender te zijn (transvrouw te zijn). Er wordt hier gesproken van het hebben van een vrouwelijke genderidentiteit. De dartsbond bedoelt dat laatste voor zover wij begrijpen uitdrukkelijk niet (en daarin hebben ze dan groot gelijk). In de medische hoek wordt veel te gemakkelijk met de stap van transgenderidentiteit naar gendercategorisering omgesprongen. In de sport is een transgender persoon iemand die na de geboorte van gender gewisseld is, niet meer en niet minder.
- De discussie over darts is zo vaag omdat verschillende betekenissen van transgender door elkaar lopen. Als er bewustzijn is over het feit dat voor de APA en velen in de medische hoek transgender zijn uitsluitend een kwestie is van “hoe je je voelt” dan zou de discussie snel ophouden: iedereen begrijpt meteen dat je op die basis de toegang to competities in de categorie “vrouw” niet kunt regelen (zie ook AGTRT-BF70).
- Elke transgender persoon heeft een transitiegeschiedenis. Het is de transitiegeschiedenis van persoon P die, in combinatie met de daarvoor vastgelegde spelregels van een sportbond (voor een competitie comp_K van categorie K) bepaalt of P aan een comp_K event mee mag doen. De transitiegeschiedenis van P is persoonsvertrouwelijk en moet niet publiek op tafel komen, maar de organisator van een comp_K event heeft wel recht op voldoende informatie daarover. De taak van de sportbond is om deze zaken zo goed te regelen dat de vertrouwelijke informatie over de transitiegeschiedenis van P niet in verkeerde handen komt.
- In het publieke debat over A,B en C inzake darts wordt de transitiegeschiedenis (als concept) van C niet expliciet besproken. De oorzaak van dat gebrek aan informatie en communicatie ligt in onze ogen eenduidig bij de transbeweging waar men met zo’n concept als “de transitiegeschiedenis van P” niet veel op heeft.
Het gevolg van dit gebrek aan duidelijkheid is dat de participatie van transgender personen in meer algemene zin onder vuur komt te liggen (“wij willen geen biologische man in onze comp_K event”) en dat zou juist niet moeten gebeuren. Wanneer de transitiegeschiedenis van P aan bepaalde voorwaarden voldoet (te checken door de organisatie van de event) is er namelijk geen bezwaar tegen participatie van P.
- De situatie met C lijkt als volgt te zijn:
- C voldoet aan de regels van de Nederlandse dartsbond om met de vrouwencompetitie mee te doen; de discussie gaat daarmee niet tussen A en B enerzijds en C anderzijds maar tussen A en B en de organisatie van deze sport in Nederland.
- Inzake C is bij A en B onvoldoende duidelijkheid over de vraag of de (voor C specifieke) geschiedenis van haar gendertransitie zodanig is dat het in sportief opzicht fair is dat zij meedoet in de competitiecategorie voor volwassen vrouwen.
- Bij darts is er verschil van inzicht over de wijze waarop en de mate waarin de protoypische man er beter in zou zijn dan de prototypische vrouw (zie ook AGTRT-10 voor dit gebruik van de term “prototypisch”, en AGTRT-BF4 voor een toepassing daarvan inzake schaken). Hierbij is de sportorganisatie van mening dat de voordelen voor de prototypische man toch beperkt zijn, terwijl anderen daar anders tegenaan kijken (zie ook de recente column van Jan Kuitenbrouwer in HP/De Tijd).
- Er rust een taboe op het kwalificeren van transgender personen in termen van hoe de gendertransitie bij hun is verlopen. Maar bij elke sport is er geen weg omheen dat precies deze kwalificatie er in hoge mate toe doet. Het is van belang dat bij darts op dit punt tot duidelijke uitspraken gekomen wordt. Zoals ook bij andere sporten (bijvoorbeeld schaken, zie AGTRT-BF4) valt dat nog niet mee.
- Het scheiden van de competitiecategorieën voor mannen en voor vrouwen heeft bij verschillende sporten een verschillende achtergrond.
- Overwogen kan worden om voor neutraal gender een nieuwe competitiecategorie in te voeren en in geval van twijfel een transvrouw toch naar die categorie te verwijzen (bij transmannen doet dat probleem zich niet voor in het geval van darts).
- Het is jammer dat er geen vertegenwoordiging is van transgender personen die dit debat op niveau kan en wil voeren. Zonder dat dit gebeurt zal de geloofwaardigheid van de deelname aan sport van die transgender personen die men vroeger transseksueel zou noemen het slachtoffer worden van de uiteindelijk onhoudbare claim dat alle transgender personen bij elke sport in de categorie van hun gender mee moeten kunnen doen.
Geef een reactie