[AGTRT-BDF73] Who is afraid of gender? Judith Butler is kennelijk “afraid of gender”!

Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team

Sindskort is er een nieuw boek van Judith Butler: “Who is afraid of gender?” (hieronder afgekort als WIAOG). Butler is een sterk voorstander van het co-essentialisme: mensen bepalen hun eigen gender in vrijheid, waarbij gender dan meer een feit zou zijn dan een keuze.

In WIAOG bespreekt Butler de notie van genderideologie als een geesteskind van het Vaticaan en ziet de krachten die de genderideologie bestrijden als een uiting van anti-genderideologie. Deze antigenderideologie wordt neergezet als een creatie en incarnatie van fantasie in de stijl van de psychoanalyticus Jean Laplanche. De antigenderideologie clustert de krachten tegen gender en het boek is een systematische poging om alle vormen van anti-genderideologie in diskrediet te brengen. 

De stap om de vanuit het Vaticaan geïnitieerde oppositie tegen genderideologie te karakteriseren als een uiting van antigenderideologie is begrijpelijk en is ook wel gerechtvaardigd. Het probleem zit in het zetten van de haakjes: er is sprake van anti(genderideologie) maar Butler heeft het over (antigender)ideologie, en dat is wat anders. En het is volkomen onduidelijk waarom mensen die genderideologie willen bestrijden antigender zouden zijn.

Hoe het ook zij, de mindset van “antigender” wordt door Butler zonder aarzeling omschreven als een conglomeraat van: anti-abortus, tegen anti-conceptie, heteronormatief, het gezin zien als de bekende hoeksteen van de samenleving, rolbevestigend voor “klassieke” rollen van man en vrouw,  essentialistisch inzake de definitie van man en vrouw, afwijzend ten opzichte van neutraal gender.

De problematische en onverdedigbare rol van het Vaticaan, en van de vorige en de huidige paus in het bijzonder wordt duidelijk en overtuigend beschreven. De veelheid aan coalities met protestants christelijke groeperingen en ook de Russisch-Orthodoxe Kerk wordt beschreven, en dat de anti(genderideologie) een veelheid van krachten combineert wordt zeker aannemelijk gemaakt. Het is wat betreft het Vaticaan inderdaad onbegrijpelijk hoe een kerkgenootschap waarbinnen seksueel misbruik van minderjarigen in grote omvang wereldwijd en zeer langdurig is voorgekomen zich zulke stellige en vrijheidsbeperkende opvattingen kan en wil veroorloven. Butler wijst op de inderdaad onweerlegbare inconsistentie die bij aanhangers van anti(genderideologie) vaak voorkomt. Butler claimt dat juist deze interne strijdigheden bijdragen aan de kracht van de boodschap, en dat is wel overtuigend. 

Een belangrijk punt dat Butler steeds weer maakt is dat activisten voor de anti(genderideologie) de literatuur over gender niet lezen en er eigenlijk ook iets van weten of willen weten. Deze constatering is wel overtuigend, maar jammer is dan wel dat Butler zelf precies zo te werk gaat. De harde kern van het boek is niet zozeer de expositie van de veelheid aan krachten in de anti(genderideologie), alswel de specifieke confrontatie met de TERF-ideologie (zie onze blog AGTRT-BDF43), waarbij met name Kathleen Stock en J.K. Rowling als vertegenwoordigers van de TERF zienswijze naar voren worden geschoven. Wij zijn het met de TERF-ideologie niet eens, maar de argumenten uit die hoek moeten wel serieus worden genomen en dat doet Butler niet. Het is onjuist om J.K. Rowling als transexclusief neer te zetten (zie AGTRT-BDF12), ook al schuift zij de laatste tijd wel op in die richting (zie AGTRT-BDF60). Het is ook onzinnig om de TERF-argumenten te weerleggen door erop te wijzen dat daarmee de noodzakelijke eenheid van de feministen wordt beschadigd. Dat doet aan die argumenten niets af. 

Lees meer over de wijze waarop Rowling onterecht is weggezet als transfoob:
Het transactivisme predikt inclusie om een systematische praktijk van uitsluiting te maskeren

Lees meer over de recente verharding van Rowling:
De slag tussen Rowling en Willoughby in 12 punten

Er is een aanzienlijke literatuur over de concepten gender, genderidentiteit, gendertransitie, sekse, biologische sekse etc. Deze concepten en de relaties daartussen spreken niet vanzelf. We noemen als auteurs: Elizabeth Barnes, Alex Byrne, Robin Tombroff, Tomas Bogardus, Sally Haslanger, Katharine Jenkins, Mari Mikkola, Cameron Domenico Kirk-Giannini, and Talia Mae Bettcher. Het werk van deze onderzoekers was het uitgangspunt voor ons werk aan Formal Gender Theory (FGT). Wij zijn het zeker niet met al deze auteurs eens met betrekking tot gender, maar we zien wel dat zij een poging doen om het thema gender te verhelderen, dat ongeacht het feit dat zij uiteenlopende conclusies bereiken.

Geen van deze auteurs wordt door Butler genoemd, en dat is geen toeval. Het lijkt er op dat Butler zich opstelt tegenover iedereen die een eigen mening over het concept gender durft te hebben of te uiten. Butler maakt ook geen melding van de ernstige inperking van de vrijheid van meningsuiting inzake de conceptualisering van gender die in de academische wereld inmiddels om zich heen grijpt: wie de genderideologie zoals begrepen door Butler niet omarmt, is vogelvrij. Het is onvoldoende dat Butler zich uitspreekt tegen de wijze waarop J.K. Rowling op de social media wordt benaderd. Butler schiet volstrekt tekort in de erkenning (en veroodeling) van het formidabele tekort aan academische vrijheid dat in elk geval in Noord-West Europa en in Noord Amerika nu zichtbaar is. Alsof die krachten toch legitiem zouden zijn met het oog op de grotere belangen die hier aan de orde zijn.

Het achterwege laten van enige bespreking van de gendertheorie zoals bewerkt door de rij van hierboven genoemde auteurs is problematisch. Het is een vorm van agressief academisch analfabetisme zoals wij dat ook bij sociale wetenschappen aan de UvA zijn tegengekomen. Het bestaan van auteurs waar je het niet mee eens bent ontken je gewoon, of sterker, je treedt op alsof hun nonexistentie en irrelevantie vanzelf spreekt, en elke erkenning van de participatie van die mensen in het debat dom en verwijtbaar zou zijn. Judith Butler is in die zin “afraid of gender” dat het niemand in dank wordt afgenomen een eigen mening over dat concept te hebben of te uiten. Op dezelfde manier zijn de machthebbers in dictaturen “afraid of truth”: de simpelste waarheden mogen niet worden besproken. Hier is zo’n waarheid dat de eenheid van moderne opvattingen over “gender” die Butler als vanzelfsprekend maar vooronderstelt in de academische literatuur absoluut niet bestaat, in tegendeel!

Lees meer over het gebrek aan debat bij sociale wetenschappen aan de UvA:
Welke lessen kan Nederland leren van de zaak-Phoenix? Een vergelijking tussen Jo Phoenix en Laurens Buijs

Maar de bespreking van de anti(genderideologie) levert tevens een portret van Butler’s eigen genderideologie, hieronder BGI. En BGI liegt er niet om. BGI is wars van elke nuance en is volstrekt co-essentialistisch. BGI ridiculiseert (en dat is dan nog heel vriendelijk uitgedrukt) iedereen die zelfs maar een vraag stelt bij de betekenis van de gebruikte concepten. Er is weinig voor nodig of men belandt in de vergaarbak van foute opvattingen waar ook racisme, facisme en kolonialisme te vinden zijn.

Wij nemen aan dat de gendertheorie op den duur sterk genoeg zal blijken om de destructieve kracht van BGT te weerstaan. Nee, het spreekt niet vanzelf dat aannemende dat gender drie opties heeft, mannelijk, vrouwelijk en neutraal, dat dan uitsluitend en alleen een eigen verklaring voor deze categorisering volstaat, ook al ziet BGT die kwestie als een gepasseerd station waarover debat achterhaald (en daarmee verwerpelijk) zou zijn. Het spreekt al helemaal niet vanzelf dat wie hier vragen bij stelt ook, en al was het maar suggestief, van problematische achterhaalde posities inzake abortus, seksuele oriëntatie, huwelijksmoraal, emancipatie, feminisme, racisme, en binair denken inzake sekse kan of mag worden beschuldigd. 

Het is wel degelijk mogelijk om het niet op alle fronten geheel met BGT eens te zijn en toch een verdedigbare maatschappelijke visie te hebben. BGT legitimeert een filosofisch totalitarisme met de mindset van “wie niet voor mij is is tegen mij”. Uiteindelijk zal naar onze verwachting “Who is afraid of gender” bijdragen aan de ontmanteling van BGT, en zal dit boek en de achterliggende BGT de opkomst van een meer zorgvuldige (en in ideologische zin inclusieve) vorm van gendertheorie niet kunnen verhinderen.