Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team
Er is recent commotie ontstaan over nieuwe wetgeving in Schotland waarin straf staat op misgendering. J.R. Rowling liet van zich horen door op X met naam en toenaam mensen te noemen die een vrouwelijke genderidentiteit hebben en transgender claimen te zijn, maar waarvan Rowling claimt dat dit mannen zijn (zie ook AGTRT-BF60). Rowling bekritiseert hiermee de nieuwe anti-discriminatiewetgeving, en kreeg bijval van premier Sunak.
Lees meer over de strijd van Rowling tegen het transactivisme:
De slag tussen Rowling en Willoughby in 12 punten
Inmiddels neemt Rowling anders dan vroeger een essentialistische en transexclusieve positie in, en dat is in onze ogen een onjuiste positie zoals wij al in een aantal Nederlandstalige blogs en Engelstalige teksten hebben besproken. Dat Rowling dit doet is wel te begrijpen. Immers, ook toen haar genderkritische positie nog genuanceerder was werd haar verweten transexclusief (transfoob, antitrans) te zijn, terwijl dat destijds absoluut nog niet het geval was (zie AGTRT-BF12).
Lees meer over de problemen met het radicale transactivisme:
Het transactivisme predikt inclusie om een systematische praktijk van uitsluiting te maskeren
Rowling staat hierbij tegenover Judith Butler (zie ook AGTRT-BF73) die juist omgekeerd co-essentialistisch denkt en gendercategorisering gelijkstelt met genderidentiteit, waarbij de tweede de eerste bepaalt. Rowling versus Butler is de publieke pendant van Dembroff versus Byrne, de controverse die wij in AGTRT-1 en AGTRT-4 hebben besproken. Wij werken aan een MotR-variant van gendertheorie die een werkbare middenweg tussen essentialisme en co-essentialisme levert (zie AGTRT-BF21).
Lees meer over het laatste boek van Judith Butler:
Who is afraid of gender? Judith Butler is kennelijk “afraid of gender”!
Hier wreekt zich de stijl van BGI (Butler’s Gender Ideology, zoals beschreven in AGTRT-BF73). Iedereen die het niet helemaal met Butler eens is wordt in BGI weggezet als incompetent, ongeinformeerd of kwaadwillig. Daar hoeft iemand als Rowling zich (anders dan bijvoorbeeld Kathleen Stock, zie AGTRT-BF67) zich niet door te laten intimideren. Rowling laat niet na om te wijzen op de onjuistheid en de ongewenste consequenties van de co-essentialistische positie. En daarbij zet zij haar naam en haar economische onafhankelijkheid duidelijk in en claimt zij, wel met enig recht, op te komen voor vrouwen in zwakke posities (waaronder de vrouwen in een vrouwengevangenis).
Omdat wij een tussenpositie nastreven kunnen we ons in beginsel onttrekken aan het kiezen van een partij in Butler versus Rowling en Dembroff versus Byrne, maar dat is ook wel wat vrijblijvend. Wij menen dat als wij hier zouden moeten kiezen de gecombineerde argumenten van Rowling en Byrne veel sterker zijn dan de gecombineerde argumenten van Butler en Dembroff.
Maar hieruit volgt voor ons niet dat de transexclusieve positie van Rowling en Byrne de juiste positie zou zijn, het kan echt anders en het moet ook anders. Een middenpositie is mogelijk, houdbaar en wenselijk.