Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team
We zijn bezig met een serie blogs over genderidentiteit, een concept waarvan we eerder constateerden dat daarover nog veel onduidelijkheid bestaat in de gendertheorie (zie AGTRT-BF62). Genderidentiteit staat als concept centraal in het co-essentialisme, ofwel de denkschool die stelt dat gender wordt bepaald door de vraag hoe mensen zichzelf identificeren. Maar hoe zit dat eigenlijk bij die andere denkschool over gender, het essentialisme?
Lees meer over essentialisme:
Essentialistisch denken over gender is vaak paradoxaal en onredelijk, maar kan ook gematigd zijn
Essentialisme is de opvatting dat formeel gender (lees: gendercategorisering) volledig bepaald wordt door lichamelijk gender. Om precies te zijn, een persoon heeft “per definitie” hetzelfde formele gender als lichamelijk gender. Hierbij is lichamelijk gender een notie die we in de literatuur nog niet zijn tegengekomen (zie ook onze blog AGTRT-BF41 en AGTRT-BF42).
Essentialisme heeft weinig belang bij de notie genderidentiteit. Maar er is geen reden waarom vanuit een essentialistische opvatting het concept genderidentiteit per definitie ontkend zou worden. Sterker nog, wie goed kijkt naar de wijze waarop in fundamentalistisch-christelijke kringen naar transgender wordt gekeken, kan daarin ook erkenning voor het bestaan van genderidentiteit vinden.
Lees meer over essentialisme bij christenen en feministen:
Essentialistisch denken over gender is vooral zichtbaar bij feministen en christenen
In AGTRT-BF44 beschreven we de TEFC-ideologie, waarbij TEFC staat voor Trans-Exclusionary Fundamentalist Christian. Vanuit het gezichtspunt van TEFC, in elk geval zoals door conservatieve rooms-katholieken beleden, wordt het als taak en verplichting gezien om de door God gegeven lichamelijk gender te accepteren. Die taak is met name relevant wanneer dat niet vanzelf spreekt.
Impliciet kunnen we hieruit opmaken dat het zo zou kunnen zijn dat iemand een van het lichamelijk afwijkende genderidentiteit heeft, maar het dringende advies is dan om desondanks het lichamelijk gender ook als formeel gender te accepteren en uitdrukkelijk daarmee en op die basis door het leven te gaan.
Vanuit de essentialistische hoek zijn drie opvattingen over genderidentiteit mogelijk:
- Genderidentiteit bestaat, en staat los van lichamelijk gender, maar heeft geen belang voor de gendercategorisering. Dit standpunt is wat hierboven al is besproken.
- Genderidentiteit bestaat en wijkt nooit af van lichamelijk gender en wijkt ook nooit af van gendercategorisering, en daarmee is genderidentiteit een overbodige notie.
- Genderidentiteit “bestaat niet”, ofwel: genderidentiteit is een begrip uit een versie van gendertheorie die men zozeer niet ondersteunt dat ook dat begrip niet wordt erkend.
Een curieuze eigenschap van opvatting 2 is dat volgens die opvatting genderidentiteit bepalend is voor formeel gender. De omschrijving van het co-essentialisme dat genderidentiteit (formeel) gender bepaalt is dus in de context van essentialisme zoals beschreven onder opvatting 2 ook geldig voor essentialisme. Dit is enigszins verwarrend.
Wij concluderen als volgt:
- Opvatting 2 is kunstmatig en is eigenlijk een andere formulering van opvatting 3, en de bewering dat bij opvatting 2 de slogan van het co-essentialisme wordt gehanteerd (“formeel gender volgt genderidentiteit”, of zoals Cosker-Rowland dat formuleert: “gender identity first”, zie ook AGTRT-BF63) is daarmee ook kunstmatig.
- Opvatting 1 ligt het meest voor de hand: essentialisme hoeft de notie genderidentiteit niet te ontkennen om de claim te handhaven dat gendercategorisering wel lichamelijk gender maar niet noodzakelijk genderidentiteit moet volgen.
- Het ligt voor de hand dat binnen het essentialisme geen diepgravende studie naar het concept genderidentiteit plaatsvindt, daarvoor is het belang dat men daaraan toekent te gering.
Geef een reactie