[AGTRT-BA4] Hoe het patriarchaat onze psyche heeft gespleten, en hoe we de schade kunnen herstellen

Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team

Zo’n 12.000 jaar geleden maakte de mens zijn grootste culturele omslag in de geschiedenis van onze 300.000 jaar oude soort: de neolithische revolutie en de komst van de grootschalige landbouw luidde het begin in van onze patriarchale cultuur. De mens ruilde het leven in grote groepen in voor het leven in heteronormatieve kerngezinnen, gebaseerd op de driehoek vader/moeder/kind. Mannelijkheid en vrouwelijkheid werden in dit kerngezin los van elkaar aangeboden, waardoor de psyche van het opgroeiende kind gespleten werd. Dit met grote consequenties voor onze persoonlijke ontwikkeling op het gebied van zowel gender als seksualiteit.

Opzet van dit blog

  1. Introductie
  2. De splijtende werking van het patriarchaat
  3. Opgroeien in het heteronormatieve kerngezin
  4. Het helen en integreren van een gespleten psyche
  5. Het herstellen van onze veelzijdige seksualiteit
  6. Conclusie

1. Introductie

In mijn stuk over jagers en verzamelaars van vorig jaar beargumenteerde ik dat Homo sapiens in de kern een androgyne soort is (zie AGTRT-BA1). Doordat onze mannen vrouwelijker werden en onze vrouwen mannelijker, groeiden de seksen naar elkaar toe en ontstond een soort met een tot dan toe nog niet geziene capaciteit tot samenwerking. Het is juist deze exceptionele mogelijkheid tot samenwerking die ons onderscheidt van andere primaatsoorten, en die het mogelijk heeft gemaakt dat onze soort overleefde en uiteindelijk beschavingen van ongekende omvang heeft kunnen bouwen. De mens laat bij uitstek zien dat evolutionaire processen niet alleen gedreven worden door schaarste, hiërarchie en zelfzuchtigheid, maar net zo goed door overvloed, samenwerking en gelijkwaardigheid (zie AGTRT-BA2).

Pas 12.000 jaar geleden heeft de mens een opmerkelijke culturele draai gemaakt. Met de komst van de landbouwsamenlevingen is gekozen voor een hiërarische samenleving op basis van mannelijke waarden zoals bezit, competitie en overheersing. Tegelijk met het idee dat de mens de natuur bezit, ontstond het idee dat de man de vrouw bezit. De androgyne kern van de mens werd in twee stukken gespleten die met elkaar in conflict kwamen. Deze grote culturele omslag werd uiteindelijk mogelijk getriggerd door een gigantische komeetinslag, die de mens dwong om op andere manieren te leven (zie ook AGTRT-BA3).

Met de neolithische revolutie 12.000 jaar geleden ontstonden nieuwe manieren van samenleven, met een andere visie op de relatie tussen mens en natuur

In dit stuk sta ik stil bij de manier waarop de patriarchale cultuur (zie AGTRT-BA9) onze psyche heeft gespleten, en hoe die splitsing mogelijk is gemaakt door de opkomst van het heteronormatieve kerngezin. Niet alleen ontstond 12.000 jaar geleden een cultuur die onze androgyne kern in de verdrukking bracht, maar ook werd onze seksuele veelzijdigheid beknot. Waarom is dit gebeurd, heeft dit alles ook enige functie gehad, en hoe herstellen we de schade?

2. De splijtende werking van het patriarchaat

Filosofen hebben erop gewezen dat deze transitie naar de landbouwsamenleving gepaard ging met een bredere shift in het collectieve bewustzijn: dualiteit maakte in algemene zin zijn opmars. Het was het begin van wat gezien werd als een nieuw beschavingsproces: de mens moest zich gaan losscheuren van de chaotische en onvoorspelbare natuur. De mens moest zich verheffen en de natuur aan zich onderwerpen.

Binnen dit duale denken over de mens en zijn omgeving konden allerlei andere tegenstellingen wortel schieten. Het binaire onderscheid tussen natuur en cultuur ging gepaard met de tegenstellingen object en subject, man en vrouw, goed en slecht. Dit duale denken ging altijd gepaard met hiërarchisch denken: bij elke tegenstelling werd een onderwerper en een onderworpene aangewezen. Uiteindelijk bestaat het patriarchale systeem bij de gratie van tweedelingen, waarbij bij elke tweedeling één van de uitersten het andere uiterste bezit.

Met de opkomst van de patriarchale samenleving kwam allerlei duaal en binair denken in opkomst. Dingen die voorheen als één werden gezien, werden nu gescheiden: lichaam en geest, mannelijk en vrouwelijk, object en subject, natuur en cultuur

In deze dynamiek ontstond een geheel nieuwe samenlevingsvorm, waarin niet langer de groep of de clan de fundamentele bouwsteen was, maar het kerngezin. Het androgyne mensbeeld, waarbij elke mens werd gezien als zowel mannelijk als vrouwelijk, werd gespleten: de man werd mannelijk, en de vrouw werd vrouwelijk. De man en de vrouw werden als wezenlijk anders gezien, en daardoor als een perfecte aanvulling op elkaar in de vorm van een heteroseksueel paar. Bovendien werd mannelijkheid hoger gewaardeerd dan vrouwelijkheid: de man werd uiteindelijk de baas. Zie hier de basis van het heteronormatieve gezin, dat nog altijd het fundament vormt van onze huidige samenleving.

3. Opgroeien in het heteronormatieve kerngezin

Opgroeien in dit heteroseksuele kerngezin had grote gevolgen voor de ontwikkeling van de psyche van het kind. Waar kinderen in de matriarchale culturen van jagers en verzamelaars continu in aanraking kwamen met mannen en vrouwen in verschillende genderrollen, werden de genders voor het kind in het heteronormatieve gezin gescheiden aangeboden. De zoon kon zich met de mannelijkheid van de vader identificeren, en de dochter met de vrouwelijkheid van de moeder. Voor jongensachtige kant van meisjes en de meisjesachtige kant van jongens kwam steeds minder ruimte. Zo werd onze androgyne psyche in twee stukken gehakt.

Het heteronormatieve gezin is uiteindelijk gestoeld op de ‘Oedipale driehoek’: vader / moeder / kind

Het is precies de bewustwording over deze gespletenheid in de mens, die tot de moderne psychologie heeft geleid. De grondlegger van het vakgebied, Sigmund Freud, poneerde het beroemde Oedipus-complex als het fundament van zijn psychoanalyse. De kleuter zou seksuele verlangens ten opzichte van de ouder van het andere geslacht ontwikkelen, en de ouder van hetzelfde geslacht als rivaal gaan zien. De neuroses, psychoses en depressies van zijn cliënten zouden volgens Freud uiteindelijk allemaal op een of andere manier tot dit oercomplex te herleiden zijn.

Het Oedipuscomplex is door de moderne psychologie op allerlei manieren bekritiseerd. De binding tussen kind en ouders wordt niet meer in seksuele termen gedefinieerd, en bovendien zijn de heteronormatieve aannames van het Oedipuscomplex inmiddels ontkracht. Maar het fundamentele inzicht dat psychoproblematiek van moderne mensen te herleiden is tot de dynamieken tussen het kind en de ouders in het kerngezin staat nog altijd overeind. Zo bezien leidt het kerngezin zoals dat is ontstaan tijdens de landbouwrevolutie tot op de dag van vandaag tot trauma.

4. Het helen en integreren van een gespleten psyche

De Duits-Amerikaanse psycholoog Erich Fromm benadrukt dat het Oedipuscomplex weliswaar een universeel fenomeen is, maar met name in patriarchale samenlevingen venijnig is. Het kind dat opgroeit binnen het traditionele kerngezin ontwikkelt onvermijdelijk een innerlijk conflict, omdat de genderrollen gespleten en hiërarchisch worden aangeboden. Neuroses zouden volgens Fromm ontstaat door een onvermogen om weg te breken van de overheersende invloed van de vaderfiguur en de mannelijkheid die met die rol gepaard gaat, waardoor de autonome en androgyne kern van het individu niet tot uiting kan komen.

Deze interpretatie van de moderne mens als gespleten sluit goed aan bij de analytische psychologie van Carl Jung. Ook hij zag de mens als intrinsiek androgyn, in psychische nood door het opgroeien in een cultuur die het individu splijt. Om te genezen, zou de man zijn vrouwelijke kant (zijn anima) en de vrouw haar mannelijke kant (haar animus) uit het onderbewuste moeten halen en vervolgens moeten integreren in de persoonlijkheid. Dit proces noemde Jung schaduwwerk (zie AGTRT-BA7), en beschreef hij als dusdanig taai, destabiliserend en complex dat een mens daar een leven lang mee bezig is.

Volgens Jung heeft elke man een vrouwelijke zijde (de anima), en elke vrouw een mannelijke zijde (de animus). Opgroeien in het patriarchaat heeft deze andere gender in onszelf in de verdrukking gebracht; via ‘schaduwwerk’ is die schade te herstellen

Dat het de moeite waard kan zijn om dat proces aan te gaan, laat de Amerikaans-Hongaarse psycholoog Mihaly Csikszentmihalyi overtuigend zien. Hij werd beroemd voor zijn onderzoek naar het concept flow, ofwel hoe we gelukkig kunnen worden van zaken die we met onze hart en ziel doen. In zijn zoektocht naar de wortels van het menselijk geluk kwam hij uit bij het belang van psychologische androgynie: mensen die hun mannelijke en vrouwelijke eigenschappen beide ontwikkeld hebben, weten hun creativiteit het beste aan te boren en komen het makkelijkst in een staat van ‘flow’.

5. Het herstellen van onze veelzijdige seksualiteit

Niet alleen onze genderidentiteit is door het patriarchale en heteronormatieve kerngezin overigens in de verdrukking gekomen. Queer theoretici wijzen erop dat de patriarchale mens ook op seksueel gebied ver van zijn potentie verwijderd is geraakt. De Franse filosoof Guy Hocquenhem, die ook wel wordt gezien als de eerste ‘queer theorist’, wees erop dat de moderne cultuur, mede door allerlei kapitalistische dynamieken, seksualiteit steeds meer platslaat tot voorspelbare en gestolde rolverdelingen. Het kind, zo stelt Hocquenhem, is ‘polymorf pervers’ in aanleg: het heeft een oneinig creatieve seksualiteit. Maar deze seksualiteit wordt binnen het heteronormatieve kerngezin door schaamte, walging en moraal ingedamd.

Ook monogamie is waarschijnlijk een patriarchaal instituut met culturele wortels heeft in de neolithische revolutie 12.000 jaar geleden. Tegelijk met het idee dat de mens de natuur bezit, ontstond het idee dat de man de vrouw bezit. Zo ontstond ook het idee dat seksualiteit een exclusief bezit is. Met name de man begon het alleenrecht te claimen op de seksualiteit van zijn vrouw. Maar in matriarchale culturen bestond geen idee van liefde of seksualiteit als exclusief bezit, en zo heeft de mens wel honderdduizenden jaren geleefd. In de kern is de mens niet zo monogaam als onze cultuur ons nu vaak wil vertellen.

De patriarchale cultuur heeft een grote invloed gehad over hoe we over seksualiteit zijn gaan denken: er ontstonden meer vaste en gestolde rolverdelingen in de seks, en ook raakte het idee van monogamie in zwang. Maar hoe zien seksualiteit en liefde eruit als we het idee van bezit en controle loslaten?

Dat betekent niet dat de mens geen uitzonderlijke loyaliteit in de liefde kent. We weten uit primatologische en antropologische studies goed dat de mens bij uitstek een wezen is van romantische liefde. Het idee dat er voor elk mens één “soul mate” op aarde rondloopt is bovendien ook buiten patriarchale culturen wijdverspreid. Maar het idee dat liefde en seks niet buiten deze speciale “soul bond” kunnen bestaan, en dat liefde gaat over exclusief bezit, dat is onderdeel van de patriarchale onderdrukking.

6. Conclusie

De opkomst van de patriarchale samenleving heeft een enorme impact gehad op onze collectieve en persoonlijke ontwikkeling als mens. Opgroeien in het patriarchale en heteronormatieve kerngezin lijkt een intrinsiek traumatische ervaring, waar de psyche gespleten uit komt. Hiermee is een radicale breuk geforceerd met de matriarchale culturen, die juist om de androgyne kern van de mens heen gebouwd zijn en waarbij het integreren van mannelijkheid en vrouwelijkheid centraal stond.

Uit de behoefte om te verkennen hoe de gespleten psyche geheeld kan worden, is uiteindelijk de psychoanalyse ontstaan. Ik ben de laatste jaren tot de overtuiging gekomen dat heling alleen mogelijk is als een radicaal nieuw beeld van mens en samenleving wordt nageleefd. De mens moet weer erkend worden als intrinsiek androgyn: alle mannen zijn ook vrouwelijk, en alle vrouwen zijn ook mannelijk. Ook moet er een samenlevingsvorm worden gemaakt die het monogame en heteronormatieve kerngezin uitdaagt, en die het kind tijdens het opgroeien weer blootstelt aan een veelzijdigheid van rolmodellen op het gebied van gender en seksualiteit.

Heteronormativiteit en monogamie zijn beide onderdeel van de patriarchale onderdrukking

Overigens heeft 12.000 jaar patriarchale cultuur niet enkel schade aangericht. Het lijkt erop dat de overgang van culturen die draaien om de clan naar culturen die draaien om het kerngezin ook emanciperend hebben gewerkt. Er ontstond meer ruimte voor het individu, hoe gespleten dit individu zichzelf vervolgens ook aantrof. De ‘bicamerale mentaliteit’, zoals zo sterk uiteengezet in het beroemde boek van Julian Jaynes, creëerde ook de mogelijkheid tot integratie van die twee helften, wat de afgelopen duizenden jaren tot een steeds ruimer individueel bewustzijn heeft geleid. Zo is een breuk geforceerd met de collectieve cultuur van de matriarchale jagers en verzamelaars, die ondanks de grote wijsheid ongetwijfeld ook als dwingend en beperkend kon worden ervaren op individueel niveau.

Het steeds verder integreren van onze gespleten psyche is van levensbelang voor het overleven van onze soort. Als de psyche gespleten blijft, kan dat ook leiden tot een soort die steeds meer onthechting ervaart, steeds meer op ego vaart en steeds minder gevoel ontwikkelt voor de intrinsieke verbondenheid van mens en omgeving. De inzichten van Carl Jung en anderen van zijn school, over hoe de psyche via ‘schaduwwerk’ weer te integreren is, zijn hierbij cruciaal (zie AGTRT-BA7). Met een geïntegreerde psyche herstellen we onze androgyne kern en kunnen we het beste van twee werelden combineren. Het besef van holisme en onderlinge afhankelijkheid van de jagers en verzamelaars kan dan gecombineerd worden met het besef van individualisme en autonomie van het patriarchaat. Dan hebben we pas echt een stevig fundament voor de nieuwe beschaving waar zowel mens als planeet zo hard aan toe zijn.


Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *