[AGTRT-BDF101] Een Nederlandse versie van de Cass-review is een goed idee, maar de kritiek van Cal Horton moet dan wel worden meegenomen

Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team

Het is aannemelijk, maar niet zeker dat een onderzoek zoals de laatste vier jaar uitgevoerd onder leiding van dr. Hilary Cass in het Verenigd Koninkrijk (zie AGTRT-BDF78) ook in Nederland tot relevante conclusies kan leiden. Jan Kuitenbrouwer en Peter Vasterman vragen in NRC van 29 april om zo’n onderzoek. Wij herhalen hun argumenten hier niet, die zijn op zich wel overtuigend. 

Maar wij willen hier wel aandacht vragen voor de kritiek van Cal Horton in The Cass Review: Cis-supremacy in the UK’s approach to healthcare for trans children (2024). Horton geeft scherpe kritiek op de aanpak van Cass en haar team. Dit is een goed voorbeeld van kritiek op de Cass-review vanuit de transgemeenschap zelf.

Het artikel van Horton is lang, 25 pagina’s met twee kolommen, en het is een opmerkelijk gedetailleerd verhaal, dat eerder verschenen deelonderzoeken betreft. Het stuk van Horton is ons inziens noodzakelijke literatuur voor iedereen die zich een beeld van deze materie wil vormen. Wij herhalen hier de drie belangrijkste punten van de kritiek van Horton.


1. Ervaringsdeskundigen onvoldoende betrokken
Het onderzoeksteam en de eindverantwoordelijke onderzoeker Hilary Cass waren door de NHS uitgezocht met onder andere als criteria: 

  • Geen professionele binding met gender of behandeling van gendergerelateerde klachten en problemen.
  • Geen persoonlijke ervaring met gendertransitie.

Horton concludeert dat bij de Cass-review professionele deskundigheid onvoldoende aan bod kwam en een cis-normatieve bias moeilijk te vermijden was.

Wij menen dat een Nederlandse review van de transgenderzorg voor jongeren uitdrukkelijk ook ervaringsdeskundigen, zowel professioneel als van de zijde van zorgvragenden in het team, zou moeten hebben.

2. Het bestaan van transkinderen wordt feitelijk ontkend
Horton claimt dat de term “trans child” in het werk van de Cass-review niet voorkomt en dat in feite het bestaan van “trans children” wordt ontkend. Het gevolg van die aanpak is dat de principiële vraagstelling van transgebder jeugdzorg niet eens aan bod komt, en die vraag is:

  • Gegeven een jeugdige P die zichzelf als transgender identificeert: wat is de beste wijze om P te ondersteunen, met methoden uit de geneeskunde (inclusief psychiatrie) en de psychologie?

Horton stelt vast dat de Cass-review blijft steken in een in op cis-vooroordeel gebaseerd “debat” over de vraag wanneer de diagnose trans valide is of kan zijn. Horton meent dat de filosofische vragen over gender, gendertransitie en genderidentiteit die daarbij aan de orde komen typisch vragen zijn van cis-mensen over transmensen die voor de transmensen van geen enkele klinische relevantie zijn.

Wij menen dat een Nederlandse versie van de Cass-review qua theoretische voorbereiding beter beslagen ten ijs moet komen: het kan de bedoeling niet zijn dat zo’n onderzoeksgroep zelf moet bedenken of trans-kinderen wel of niet “bestaan”. Dit lijkt misschien een detail, maar dat is het absoluut niet, daarin heeft Horton in onze ogen groot gelijk. Door niet uit te gaan van het “gegeven tans-kind” ontstaat een situatie waarin niet-behandelen een probleemloze optie lijkt te zijn, maar dat is volgens de professionals in dat vakgebied nu juist niet het geval.

3. Trans wordt te medisch benaderd
Een derde punt dat Horton opvalt is dat de Cass-review te gemakkelijk van de gedachte uitgaat dat trans zijn zoiets is als een medische diagnose. Dat zo te zien is cis-normatief en staat haaks op de geleidelijke de-pathologisering van “trans” die al jaren door de WHO wordt ondernomen.

Ook dit punt is volkomen essentieel. De conclusie van Horton dat de Cass-review een cis-normatieve studie betreft naar de validiteit van transgderzorg voor de jeugd (in het Verenigd Koninkrijk) lijkt ons onbetwistbaar. 


De genoemde drie punten zijn belangrijk om mee te nemen voor een Nederlandse variant, zodat het onderzoek zo min mogelijk bias heeft en zoveel mogelijk perspectieven meeneemt. Dat is bij een gevoelig debat als dit essentieel. De transbeweging heeft gelijk in het feit dat in een wereld waar cisgender zo’n alom vertegenwoordigd fenomeen is, het trans-perspectief snel buiten zicht kan raken. We mogen er in Nederland ook trots op zijn dat wij inmiddels een traditie hebben om dat perspectief een centrale plek te geven, al blijken daar ook haken en ogen aan te zitten.

Horton wijst erop dat sinds jaar en dag wordt gepubliceerd over de specifieke methoden van diagnose en zorg in dit veld, en dat de Cass-review voor zulk werk kennelijk geen belangstelling heeft. Wij menen dat als een Nederlandse pendant van de Cass-review zou worden uitgevoerd, het veel zal opleveren als vooraf overeenstemming wordt bereikt over de voor de medische wereld ongebruikelijke verhouding tussen diagnose en behandeling bij de trans-thematiek. Liefst moeten de principes eerst worden vastgesteld en moet dat conceptuele onderzoek vooraf plaatsvinden, en niet worden vermengd met een kwaliteitsbeoordeling van de verleende zorg, iets wat bij de Cass-review wel gebeurd lijkt te zijn.

Wij hebben ook kritiek op het paper van Horton. Horton staat snel klaar met de veroordeling cis-normatief, maar daarbij wordt vergeten dat er altijd een normenkader zal zijn. De tekst van Horton willen wij wel karakteriseren als trans-normatief. En zoals Horton Cass verwijt dat de cis-normatieve bias implciet blijft, kunnen wij Horton “verwijten” dat daar de trans-normatieve bias onderbelicht blijft. Welke kritiek er ook te geven is op het onderzoek van Cass, duidelijk is ook dat er fundamentele problemen zijn in de transgender zorgverlening die bij kinderen tot schrijdende situaties leiden. Het is in het belang van die kinderen dat alle betrokken partijen die problemen zonder dogma kunnen aankijken om ze zo snel mogelijk op te lossen.

Waar Horton Cass verwijt nooit de zelfidentificatie van een kind als vaststaand uitgangspunt te accepteren, lijkt Horton te menen dat die zelfidentificatie altijd geaccepteerd moet worden. Een middenweg tussen deze twee uitersten te vinden is onmogelijk, en als we Horton geloven staat de Cass-review ook aan een extreme kant door onvoldoende duidelijk te zijn over wanneer de gender zelfidentificatie van een kind wordt genomen voor wat het is: een uitgangspunt dat medebepalend is voor verdere behandeling.

Het artikel van Horton bevat nog veel meer punten van kritiek op de Cass-review. Wij denken dat een grondige studie van de door Horton aangedragen bezwaren een onderdeel van een vooronderzoek zou moeten zijn op basis waarvan een onderzoek naar de zorgverlening in Nederland kan worden gestart.


Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *