[AGTRT-BF49] Cameron Domenico Kirk-Giannini: een volgende stap in de concept engineering van gender

Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team

Opzet van dit blog

  1. Inleiding: Kirk-Giannini in het licht van FGT
  2. Reactie op Byrne: wat is een vrouw?
  3. Concept engineering: gender-1 en gender-2
  4. Inclusieve genders als vervolgstap op Barnes
  5. Genderidentiteit zonder cirkelredenering
  6. Conclusie: “inclusive genders” versus Jenkins en FGT

1. Inleiding: Kirk-Giannini in het licht van FGT

In maart 2023 publiceerden we ons eerste rapport (AGTRT-1) over formele gendertheorie (FGT), waarin we uiteen zetten hoe FGT een bijdrage kan leveren aan gendertheorie, en specifiek het “gender inclusion problem”. Dit is de vraag of en zo ja hoe de begrippen man en vrouw te definiëren zijn zodat deze begrippen inclusief worden naar transgender en genderneutrale personen.

De gendertheorie staat in de tussentijd natuurlijk niet stil. Recent verscheen How to solve the gender inclusion problem (2024) van Cameron Domenico Kirk-Giannini (Rutgers University, Newark). Dit is een verrassend leesbaar paper; iedereen met belangstelling voor moderne gendertheorie zou dit eigenlijk even moeten bekijken. De auteur geeft bij elke belangrijke verwijzing ook een citaat dat aangeeft waarnaar precies wordt verwezen, zodat je nauwelijks in eerdere teksten hoeft te zoeken om het artikel te begrijpen.

Kirk-Giannini probeert in dit artikel een begrip van gender te ontwikkelen dat transinclusief is, middels een methode die wij in FGT concept engineering noemen. We juichen deze poging van harte toe; ook wij denken dat middels concept engineering een progressieve repliek te geven is op het genderkritische antwoord dat Alex Byrne gaf op de vraag wat een vrouw is in zijn artikel Are women adult human females? (2020). Byrne beantwoordt die vraag met Women are adult human females, en geeft daarmee een definitie van vrouw die niet inclusief is naar transvrouwen. Kirk-Giannini zet goede stappen richting een transinclusieve definitie van een vrouw, maar lost een aantal prangende vraagstukken nog steeds niet goed op.

2. Reactie op Byrne: wat is een vrouw?

Kirk-Giannini claimt dat de genderkritische bewering “A woman is an adult human female” (afgekort: AHF, zie ook AGTRT-BF42) van Byrne gezien moet worden als een bewering over hoe de gewone taal werkt, waarbij “woman” op een zo gebruikelijk mogelijke wijze wordt geïnterpreteerd. Volgens Kirk-Giannini kan de transuitsluitende lading van AHF zo worden “ontscherpt”. 

Deze zienswijze lijkt ons toch echt een misverstand, want als dat zo zou zijn dan was van de scherpe discussie tussen Alex Byrne en Robin Dembroff geen sprake geweest (zie ook AGTRT-BF11). Lezing van Byrne (2020) wekt bij ons toch echt de indruk dat Byrne uitkomt op een definite van vrouw (AHF) die transuitsluitend is.

3. Concept engineering: gender-1 en gender-2

Kirk-Giannini maakt vervolgens een stap die in Formal Gender Theory (FGT) niet zou misstaan. Om uitdrukkelijk aan te geven dat met man en vrouw de metafysische noties van man en vrouw ontstaan die niet gebruikelijk zijn in de volkstaal maar het resultaat zijn van doelgerichte concept engineering, wordt gewerkt met gender-1 (voor vrouw) en gender-2 (voor man). Wij zouden kunnen toevoegen gender-3 voor neutraal. Dit is vermoedelijk een nuttige stap, helemaal in de stijl van FGT.

Wij denken dat Byrne met zijn definitie van vrouw (als AHF) bedoelt dat voor elke redelijke interpretatie van gender-1, geldt dat “een persoon van gender-1 een volwassen mens is met vrouwelijk lichamelijk gender” (zie AGTRT-BF42). Daarmee ontkent Byrne dat “redelijke” concept engineering een notie van gender kan opleveren die transinclusief is op zodanige wijze dat een persoon die lichamelijk man is als vrouw (de beoogde betekenis van gender-1) wordt gezien. Met andere woorden: naar de opvattingen van Byrne is de huidige transgenderwet in Nederland al onverdedigbaar.

Gender-1 en gender-2 zijn dus de onbekenden die de speurtocht naar een genderinclusieve notie van gender probeert op te sporen. Als zoiets kan bestaan althans, want dat spreekt niet vooraf vanzelf. De werkwijze bij die speurtocht is concept engineering en hoewel Kirk-Giannini een schoolvoorbeeld van concept engineering aflevert, gebruikt Kirk-Giannini die inmiddels klassieke term zelf niet.

4. Inclusieve genders als vervolgstap op Barnes

Kirk-Giannini ziet (net zoals wijzelf) de recente papers van Elizabeth Barnes als essentiële input voor volgende stappen van concept engineering. In het artikel Gender without gender identity: the case of cognitive disability (2022) introduceert Barnes de notie van “disability inclusion”. Ze laat zien dat wie eist dat elke persoon van gender-1 zichzelf als vrouw ziet (qua genderidentiteit) onvermijdelijk als probleem tegenkomt dat sommige congnitief beperkte personen niet als vrouw gezien mogen worden omdat zij niet in staat zijn zichzelf zo te zien. Dat zou natuurlijk een onredelijke en ook ongewenste stand van zaken zijn. 

De notie gender-1 is daarmee niet voldoende inclusief voor “cognitively disabled” personen (met vrouwelijk lichamelijk gender). Ofwel de disability inclusion van die notie schiet daarmee te kort. Barnes concludeert dat gendercategorisering uitsluitend baseren op genderzelfidentificatie (dat wil zeggen: genderidentiteit) leidt tot onvoldoende disability inclusion (van de bij die conventie behorende notie van gender). En disability inclusion is gewenst, dus zo’n notie van gender is niet voldoende inclusief.

Kirk-Giannini komt dan met de volgende oplossing, onder de naam “inclusive genders”:

“If an individual has a gender identity, they belong to Gender 1 just in case they identify with Gender 1. If an individual lacks a gender identity, they belong to Gender 1 just in case they are feminized in a suitably broad range of contexts. The same is true, mutatis mutandis, for Gender 2.”

Met inclusive genders als definitie van gender-1 wordt bereikt dat een cognitief beperkte vrouw (preciezer: een volwassen persoon met vrouwelijk lichamelijk gender die niet in staat is bewust onder woorden te brengen zichzelf als vrouw te zien) door een welwillende omgeving toch als vrouw kan worden aangemerkt. Kirk-Giannini zet hiermee de voor de hand liggende vervolgstap op Barnes (2020).

5. Genderidentiteit zonder cirkelredenering

Kirk-Giannini haalt ook Bogardus (2021) aan, die claimt dat een gender-inclusieve notie van gender niet kan bestaan. In AGTRT-1 hebben wij al gesteld dat we de argumentatie van Bogardus op dat punt niet dwingend vinden. Volgens Kirk-Giannini claimt Bogardus ten onrechte dat het identificeren van gender-1 met “genderidentiteit vrouw hebben” circulair is, omdat hier niet bedoeld wordt “met genderidentiteit gender-1”. Vrouw zou hier een andere betekenis hebben. Die andere betekenis zien wij niet. We zijn het dus niet eens met Kirk-Giannini: het is wel degelijk een cirkelredenering als gesteld wordt dat vrouw betekent “een persoon die zich als vrouw identificeert”.

Het begrip genderidentiteit is zowel centraal als “moeilijk” zo stelt Kirk-Giannini: 

“What does it mean to say that an individual identifies with Gender 1? To say this is just to say that they instantiate the property other theorists have picked out using phrases like identifies as a woman or has a female gender identity. Though I wish to remain as neutral as possible regarding the correct theory of gender identity, for present purposes I would be happy to adopt a version of Jenkins’s internal map account of gender identity, described in Section 2, and say that what it is for an individual to identify with Gender 1 is for that individual to have an internal map that is formed to guide feminized individuals through the social or material realities that are characteristic of feminized individuals as a class. The same holds, mutatis mutandis, for Gender 2.”

Dat inclusive genders op deze notie van genderidentiteit zou kunnen worden gebaseerd geloven wij niet. We vragen ons sterk af of elke persoon die niet cognitief beperkt is, werkelijk in staat is met een dergelijke omschrijving van genderidentiteit bij hand zich een mening te vormen over de eigen genderidentiteit. Een heteroman zonder feministische achtergrond staat zo te zien voor een stevige literatuurstudie wanneer hij deze omschrijving op zichzelf zou willen toepassen. En bovendien: al heb je die “internal map”, dan zegt dat nog niets over je plek op die “map”, terwijl dat toch is waarover dit gaat.

Dit maakt het relevant om de casus van Marcus Dib (zie AGTRT-BF37) nogmaals aan te halen. Marcus Dib is transman, maar ook genderkritisch en een tegenstander van de notie gender: die vindt hij onderdrukkend. Hij is dus ook tegenstander van gender-1: hij “heeft geen gender”. Als een aanhanger van “inclusive genders” deze persoon desondanks een gender “opplakt”, dan is dat onderdrukkend (niet zozeer transexclusief alswel transexpansief: het dringt een gender op). 

Lees meer over de casus van Marcus Dib:
Marcus Dib is transseksueel maar niet transgender: wat betekent dit voor gendertheorie?

Wij menen dat Marcus Dib heeft laten zien dat een notie van gender ook transexpansief kan zijn, en dat het dus ook mogelijk is te vaak een gender aan een persoon toe te kennen, met name wanneer die persoon dat niet wil. Het idee van inclusive genders van Kirk-Gianinni is in onze ogen ook transexpansief, en daarmee uiteindelijk onbevredigend. Het amendement dat Kirk-Gianinni aanbrengt door personen die geen genderidentiteit hebben er een toe te laten kennen door derden levert een “overshoot” bij personen die bewust ervoor kiezen geen genderidentiteit te hebben.

6. Conclusie: “inclusive genders” versus Jenkins en FGT

Kirk-Giannini haalt in het artikel nog de notie van “genderpluralisme” van Katherine Jenkins aan. Jenkins pleit met genderpluralisme voor een inclusieve benadering die de diversiteit van genderidentiteiten omarmt en respecteert, onder andere door middel van respect voor zelfidentificatie en inclusief taalgebruik.

Kirk-Giannini stelt ons inziens terecht dat het genderpluralisme van Jenkins geen bruikbare oplossing biedt voor het transinclusie-probleem. Het antwoord op de vraag “wat is een vrouw” blijft dan toch teveel in de lucht hangen en wordt te arbitrair. Maar er valt ook voor Kirk-Giannini niet aan te ontkomen dat de notie van genderidentiteit zich niet eenduidig laat omschrijven. Langs die route komt pluriformiteit ook bij Kirk-Giannini’s “inclusive gender” definitie van Gender-1 weer naar binnen, en levert dan toch dezelfde problemen als de aanpak van Jenkins die van meet af aan pluralisme inzake gender accepteert. 

In AGTRT-BF32 en AGTRT-BF34 hebben we beschreven hoe we in de context van FGT aan een (volgens ons) beter bruikbaar concept van gender kunnen komen. Maar dit doet niets af aan het feit dat Kirk-Giannini wel degelijk een “logische stap” vooruit zet op het vlak van concept engineering voor gender. Die stap hadden wij in de ontwikkeling van FGT gemist en had (als tussenstap) in onze ontwikkeling van FGT niet misstaan. Via kritiek op “inclusive genders” kan men dan weer een volgende stap zetten, en wij nemen aan dat dat ook wel zal gebeuren. Concept engineering kan tenslotte langs verschillende paden verlopen.


Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *