[AGTRT-BT2] Sari van Anders’ Sexual Configurations Theory (SCT): op zoek naar een aansluiting met formele gendertheorie (FGT)

Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team
Foto: Queen’s University

Uit de inmiddels fameuze publicatie Beyond Sexual Orientation: Integrating Gender/Sex and Diverse Sexualities via Sexual Configurations Theory (2015) van Sari van Anders (Queen’s University) halen we het volgende fragment van de inleiding:

“Sexual orientation is largely used as the primary way to describe a person’s sexuality (Katz-Wise & Hyde, 2014; Rosario & Schrimshaw, 2014). Since understandings of sexual orientation generally revolve around gender, this means that gender is the de facto foundation for categorizing sexuality. More accurately, two genders are a necessary foundation for categorizing sexuality: an individual’s gender and the gender(s) of those whom the individual finds sexually attractive. But is it gender or sex? Sex (biological, evolved, physical features related to femaleness, maleness, and sex diversity) actually seems to be the unstated but underlying feature that is evoked in lay and academic discussions of sexual orientation (e.g., Freund, 1974; Pillard & Weinrich,1987).But does that mean gender (socialized,cultural features related to masculinity, femininity, and gender diversity) is irrelevant to sexual orientation?”

Wij komen hiermee op de volgende constateringen:

  1. Sari van Anders ziet “gender” wel als het traditionele uitgangspunt van theorie over seksuele oriëntatie. Maar hierbij blijft onduidelijk hoe men “gender” moet lezen. Deze waarneming over de traditie betreft misschien meer een waarneming over het gebruik van de term “gender” dan over de keuze voor een specifieke interpretatie daarvan.
  2. In SCT (gemakshalve ook onze aanduiding voor de paper van Sari van Anders) wordt gender als sociaal gender begrepen, en daarmee niet als een categorisering in het drietal mannelijk, vrouwelijk en neutraal.
  3. De term sex speelt wel de rol van en voor classificatie (net zoals de voor de hand liggende vertaling “sekse” daarvan in het Nederlands).
  4. Als we formeel gender als classificatiecriterium gebruiken in plaats van sekse dan vergt dat een aangepaste lezing van SCT.
  5. De onderliggende classificatie is in SCT ook primair male en female (deze termen spelen in het co-essentialisme juist een ondergeschikte rol).
  6. Door SO als “the primary way to describe a person’s sexuality” neer te zetten, wordt het concept als het ware te zwaar belast. Misschien is er wel niet zo’n primary way, en misschien moet men “primary” wel lezen als “in eerste instantie”, zoals “aantal slaapkamers” een primary way is om iets over een appartement te zeggen. Dat wordt gedaan in de wetenschap dat er nog veel meer over te zeggen valt. Op impliciete wijze wordt de kwalificatie “primary way to ..” hier als argument tegen het concept ingezet en dat is toch niet overtuigend.

Op p.3 formuleert Sari van Anders de vraag:

“Sexual orientation as defined by gender (or is it sex?) is largely positioned as the singular defining feature of people’s sexual selves, but should it be?”

Dit is nauwelijks te lezen. Welke onderliggende aannames over gender zijn hier aan de orde, en wat is “sexual orientation as defined by gender”? Het is jammer dat hier geen duidelijke verwijzingen worden gegeven naar literatuur met voorbeelden van “sexual orientation as defined by gender”. 

Iets later lezen we:

“Sexual orientation is largely seen to be fixed and immutable, a ‘‘rock’’ that sexual identity is constructed upon.”

Er is dus volgens Sari van Anders een concept seksuele identiteit waarvan (tot dan toe) seksuele oriëntatie de vaste grond onder de voeten levert. Hierbij nemen wij aan dat “sexual orientation as defined by gender” wordt bedoeld.

Nadere toelichting is als volgt:

In other words, sex + culture = gender is an equation that seems to be the basis for thinking sexual orientation + culture = sexual identity.

Uit deze formulering blijkt dat er een grote afstand is tussen formeel gender en de notie van gender die Sari van Anders bij SCT in gedachten heeft. Maar de doelstelling van SCT wordt wel duidelijk: herontwerp de theorie van seksuele identiteit op zo’n manier dat “sexual orientation as defined by gender” daarvan niet meer de dominante grondslag is.

Sari van Anders geeft als motivering aan dat het concept seksuele oriëntatie onduidelijke omschrijvingen heeft, en dat het ook beperkingen heeft die de toepassing ervan compliceren. Maar Sari van Anders geeft geen definitie waartegen zij zich “verzet”, zodat ons onduidelijk is of SCT tot een nieuwe definitie van SO leidt. Haar kritiek op SO formuleert Sari van Anders onder andere als volgt:

Gender is how some groups make distinctions. And sexual orientation fails to make sense of these distinctions (e.g.,between women who are interested in women vs. women who are interested in butch or femme women). It fails to account for heterosexual men interested in feminine women regardless of sex versus those aroused by breasts, vulvas, or vaginas regardless of gender. It makes no room for women who are attracted to men regardless of penis presence. Theories of sexual orientation rooted solely in sex are scientifically problematic because they fail to ‘‘see’’ diverse sexualities that empirically exist.

Verder ziet Sari van Anders dat de termen man en vrouw ook niet zomaar duidelijkheid scheppen:

The ways in which women and men are operationally defined are muddy for the purposes of science and fail to acknowledge that what even counts as sex is contingent ….

Dit zijn wij vanzelfsprekend met Sari van Anders eens (zeker als een tekst die uitkomt in 2015). FGT beoogt om precies te maken wat “man” en “vrouw” betekent (en ook “neutraal”) uitgaande van een notie van formeel gender die van jurisidictie tot jurisdictie verschilt en die per jurisdicitie evolueert in de tijd. 

UIt de tekst van SCT concluderen we dat Sari van Anders zich niet wil baseren op aangescherpte definities van sekse, gender, en seksuele oriëntatie en dat Sari van Anders al deze noties onvoldoende duidelijk vindt om de vormen van diversiteit waar het haar om gaat goed in beeld te krijgen.

Wij denken dat een andere aanpak hier mogelijk is: neem FGT met ook de notie lichamelijk gender als uitgangspunt en probeer van daaruit steeds scherp te krijgen welke extra gegevens nodig zijn om de verschillende ”sexual configurations” in beeld te krijgen. Probeer ook een duidelijke notie van seksuele oriëntatie overeind te houden, ook al is die notie niet zo goed toepasbaar als je zou willen, en valt op die manier maar een deel van de fenomenen te beschrijven.

Sari van Anders stelt ook dat seksuele oriëntatie misschien een regressieve (dat wil zeggen: niet-progressieve, of niet meer progressieve) term is en dat seksuele voorkeur hier beter zou zijn. Wij menen dat zo’n opmerking de duidelijkheid niet dient: seksuele oriëntatie en seksuele voorkeur zijn verschillende concepten die elkaar bij een goede organisatie van de definities niet hoeven te verdringen.

SCT is een succesvolle “fuite en avant” die zeker een overkoepelend verhaal oplevert maar waarbij de onderliggende concepten als losse en onsamenhangende hulpstukken blijven liggen waarvan de toepasbaarheid eerder afneemt dan toeneemt. De zoektocht naar een definitie van seksuele oriëntatie die rekening houdt (compatibel is) met gendertheorie is met het bekijken van SCT niet ten einde. Wij houden daarom vooralsnog vast aan de opvatting dat seksuele oriëntatie een kernbegrip is uit de theoretische seksuologie, en aan de vraagstelling om definitie en gebruik van dat kernbegrip compatibel te maken met FGT.