Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team
Op de FAQ-pagina van de WHO lezen we onder andere dit:
“What is transgender and what are the main health concerns of transgender people?
Transgender people share many of the same health needs as the general population, but may have other specialist health-care needs, such as gender-affirming hormone therapy and surgery. However, evidence suggests that transgender people often experience a disproportionately high burden of disease, including in the domains of mental, sexual and reproductive health. Some transgender people seek medical or surgical transition, others do not.”
Het is toch opmerkelijk dat zo’n tekst, ondanks de titel niet de geringste poging doet om de vraag te beantwoorden die de kop formuleert: wat is transgender? Maar dat spreekt niet vanzelf.
Een andere tekst van dezelfde WHO site betreft genderincongruentie. Er is een vergelijkbare tekst over Gender incongruence of childhood.
“What is Gender Incongruence?
Gender Incongruence of Adolescence and Adulthood is characterised by a marked and persistent incongruence between an individual´s experienced gender and the assigned sex, which often leads to a desire to ‘transition’, in order to live and be accepted as a person of the experienced gender, through hormonal treatment, surgery or other health care services to make the individual´s body align, as much as desired and to the extent possible, with the experienced gender. The diagnosis cannot be assigned prior the onset of puberty. Gender variant behaviour and preferences alone are not a basis for assigning the diagnosis.”
Hier valt ons op dat niet “gender identity” wordt gebruikt maar “experienced gender”. Wij hebben in de literatuur geen omschrijving van gender experience kunnen vinden en de betekenis van deze term spreek allerminst vanzelf.
Wij komen hieronder tot de volgende omschrijving daarvan: de gender experience van persoon P is de mate waarin deze persoon het eigen lichaam ervaart als passend bij de eigen genderidentiteit. Daarnaast is de experienced gender van persoon P dat gender dat het (in de beleving van P) de eigen ervaring van lichamelijk gender het beste beschrijft.
Hierbij is de genderidentiteit van P het gender (te kiezen uit man, vrouw en neutraal) dat de persoon “ten diepste” meent te hebben, waarbij de meningen inzake dit concept (waar wij al het nodige over hebben geschreven, zie onder andere AGTRT-BF62 en AGTRT-BF69) verdeeld zijn over de volgende aspecten van genderidentiteit:
- Of een persoon zich altijd bewust is van de eigen genderidentiteit.
- Of een persoon al bij geboorte een genderidentiteit heeft of dat de genderidentiteit zich in de loop van de jaren ontwikkelt. En bij welke leeftijd het bestaan (en bewustzijn van) de genderidentiteit mag worden verondersteld.
- Of een persoon op basis van “first person authority” in staat is de eigen genderidentiteit te bepalen.
- De meningen zijn er ook over verdeeld of, en zo ja in welke mate, genderidentiteit een afgeleide is van lichamelijk gender, en over de vraag of elke persoon een genderidentiteit heeft.
Lees meer over onze zoektocht naar een theorie over genderidentiteit:
Op zoek naar een theorie over genderidentiteit
Met deze betekenis van gender experience in gedachten is de WHO-omschrijving van genderincongruentie is niet goed te begrijpen. Onduidelijk is namelijk wat de “assigned sex” er mee te maken heeft. Wordt hier bedoeld dat door het lichaam te behandelen met hormonen en eventueel operaties waardoor het meer op de experienced gender gaat lijken, ook de assigned sex kan veranderen zodat de incongruentie verdwijnt?
Als met assigned sex bedoeld wordt sex assigned at birth (SAAB) dan kan een verandering daarvan vanzelfsprekend nooit plaatsvinden. Als assigned sex een naderhand toegekende sekse betreft dan zou dat toch even vermeld moeten worden. (Voor zover wij weten wordt bij legale transitie een ander gender, en niet een andere sekse, toegekend, maar dat terzijde.) Kennelijk is de assigned sex niet de oorzaak van de incongruentie want de oplossing kan medisch zijn, en een ander geslacht toekennen is juist niet medisch maar administratief.
Wij vermoeden dat iets anders wordt bedoeld: het wringt (de incongruentie wordt gevoeld) tussen de experienced gender en de genderidentiteit. Iemand die geboren is als vrouw (vrouwelijke SAAB, bij de toekenning van de genderidentiteit onbekend, of nog afwezig) kan bijvoorbeeld een mannelijke genderidentiteit hebben, en zich dus van binnen man voelen, ook al wordt door het lichaam een vrouwelijke gender experience opgedaan, zodat ook de experienced gender vrouwelijk is. En na de medische ingrepen is de experienced gender veranderd (naar mannelijk) en is deze, als alles naar wens is verlopen, dichter bij (meer congruent met) de genderidentiteit gekomen.
Nu is ook nog mogelijk dat bedoeld wordt dat door de medische ingrepen de genderidentiteit is veranderd en juist de experienced gender ongewijzigd blijft. Maar dat is dan opmerkelijk want het is doorgaans een belangrijk uitgangspunt dat niet eens geprobeerd wordt om de genderidentiteit van een persoon aan te passen, net zoals het onethisch is om zelfs maar te proberen om de seksuele oriëntatie van iemand te veranderen.
De tekst van de WHO draait de zaak om, en juist door de term genderidentiteit niet te gebruiken wordt de omschrijving onbegrijpelijk. Omdat van een medisch probleem sprake is en het hier de International Classification for Diseases (ICD) betreft dat medische issues inventariseert en benoemt, is het al helemaal niet duidelijk wat de sex assigned at birth (SAAB) ermee te maken kan hebben.
Bij de meeste mensen is de experienced gender overeenkomstig met lichamelijk gender en ook met assigned gender (= SAAB). Het kan vanuit dat perspectief misschien lijken alsof mensen met een incongruente genderidentiteit een mismatch hebben tussen assigned gender en de genderidentiteit, maar dat is oppervlakkig bekeken. Bij nader inzien is de mismatch tussen genderidentiteit en experienced gender, waarbij dit dan een subjectieve ervaring van het lichamelijk gender is die afwijkt van de genderidentiteit. Het is de experienced gender die door ingrepen gewijzigd kan worden. Het is bij succes van deze ingrepen niet ongebruikelijk om vervolgens te constateren dat daarmee ook het formeel gender gewijzigd is en om op die grond het legaal gender daaraan aan te passen.
De term experienced gender komt voor zover ons bekend in theoretisch werk over gendertheorie nog niet voor. Kennelijk is dat wel een relevant concept. De experienced gender is een kenmerk van een medische conditie, hoe men het eigen lichaam ervaart (bijvoorbeeld als afwijkend van hoe men het zou willen ervaren of hoe men “ten diepste” denkt het te moeten ervaren).
Dit spreekt vanuit FGT bezien allemaal niet vanzelf. Experienced gender is niet “nog een soort van gender” naast lichamelijk gender, etc. Gender experience is een onhandig gekozen uitdrukking, een duidelijker keuze zou “bodily gender experience” hier zijn. De bodily gender experience is de mate waarin je je (qua gender) lichamelijk goed voelt qua match met de genderidentiteit (die je jezelf al hebt toekent voorafgaand aan eventuele medische ingrepen).
In het “gewone geval”, de eenvoudigste gendertransitie die men uitvoert vanwege genderincongruentie, is bijvoorbeeld de SAAB van persoon P mannelijk. Maar na enige tijd constateert P een vrouwelijke genderidentiteit te hebben. Nu blijkt er een onvoldoende positieve lichamelijke gender ervaring (bodily gender experience) van P te zijn ten opzichte van de vrouwelijke genderidentiteit die P zichzelf toekent. Medische ingrepen kunnen dit tekort dan verminderen. De mismatch is er dus juist niet met de (mannelijke) SAAB maar met de vrouwelijke tegenpool van de SAAB.
Op gevaar af de lezer te vervelen: als we experienced gender lezen als de subjectieve ervaring van het eigen lichamelijk gender dan is niet de mismatch van de experienced gender met de SAAB het probleem maar juist de match tussen die twee. P (als hierboven) voelt zich (tot eigen verdriet) lichamelijk mannelijk en was ook “assigned male at birth”. Maar dat “voelt niet goed” voor P. De mannelijke experienced gender levert een negatieve gender experience op (voor P met inmiddels vrouwelijke genderidentiteit). In het beste geval heeft P na de medische transitie een vrouwelijke experienced gender, maar het is ook al mooi wanneer P een meer positieve gender experience krijgt.
We zien hier overigens heel goed waarom primaire genderidentiteit in het co-essentialisme zo’n belangrijke rol speelt. De WHO komt er niet omheen (ook al lijkt het van wel). Het probleem van het co-essentialisme is dan ook niet zozeer de primaire rol van genderidentiteit daarin maar de moeilijkheid van het waarnemen en operationaliseren daarvan. Het dogma dat iedereen een genderidentiteit heeft is ook niet overtuigend. Maar dat heeft de WHO bij deze omschrijving van genderincongruentie ook niet nodig.
Op basis van het bovenstaande komen we tot het volgende voorstel voor aanpassing van de WHO-omschrijving van genderincongruentie:
“What is Gender Incongruence?
Gender Incongruence of Adolescence and Adulthood is characterised by a marked and persistent incongruence between an individual´s gender experience and their gender identity, which often leads to a desire to ‘transition’ (usually from the gender assigned at birth to the opposite gender or to neutral gender, as indicated by their gender identity), in order to live and be accepted as a person of the gender corresponding to the individual’s gender identity, through hormonal treatment, surgery or other health care services to make the individual´s body (and the gender experience thus aligned), as much as desired and to the extent possible, in correspondence with the individual’s gender identity. The diagnosis cannot be assigned prior the onset of puberty. Gender variant behaviour and preferences alone are not a basis for assigning the diagnosis.”
Conclusie
Een conclusie die we aan deze aanpassing van de omschrijving verbinden is dat het bepalen van de genderidentiteit van de betrokken persoon onvermijdelijk een onderdeel vormt van de bedoelde diagnostiek. Dat de genderidenteit eventueel afwijkt van het gender assigned at birth wordt uitdrukkelijk niet als een psychisch probleem gezien. Maar de eventueel daarmee samenhangende symptomen van genderincongruentie kunnen wel aanleiding vormen tot medisch handelen. Principieel is het medisch handelen dan niet gericht op het wijzigen van de genderidentiteit omdat de genderidentiteit, net als de seksuele oriëntatie van een persoon, een te respecteren onderdeel vormt van de persoonlijke integriteit.
Onze omschrijving van het co-essentialisme gaat impliciet uit van de gedachte dat een persoon op basis van “first person authority” zelf het beste in staat is de eigen genderidentiteit te bepalen (ofwel dat zelfidentificatie volstaat voor het vaststellen van de genderidentiteit). Wanneer die vooronderstelling los wordt gelaten, wordt formeel gender hetzelfde als genderidentiteit en wordt co-essentialisme gewoonweg de ontkenning van essentialisme. De rol en plaats van zelfidentificatie (en de rechtvaardiging daarvan in termen van first person authority) is van het grootste belang in deze materie.
Geef een reactie