[AGTRT-BF66] Gelekte WPATH-files laten zien dat onder medische professionals aanzienlijke twijfel bestaat over gendertransitie

Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team

Opzet van dit blog

  1. Inleiding
  2. Het Dutch protocol ligt internationaal onder vuur
  3. De toekomst van de transgenderzorg
  4. Conclusie

1. Inleiding

De wereld van gender en gendertransitie is enigszins in rep en roer vanwege het naar buiten brengen van de zogenaamde WPATH-files door activist en journalist Mia Hughes. Dit zijn gelekte bestanden met daarin correspondentie tussen leden van WPATH over gendertransitie.

WPATH is wereldwijd leidend op het vlak van de medische aspecten van gender en gendertransitie. Maar het werk van Mia Hughes werkt sterk de indruk dat de binnenshuis en achter gesloten deuren bij sleutelfiguren van WPATH aanzienlijke twijfel heerst over de verdedigbaarheid van de richtlijnen die WPATH uitbrengt in hun Standards of Care, met name op het gebied van gender affirming-behandelingen van minderjarigen. Deze richtlijnen zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op het fameuze Dutch protocol, dat al enige jaren fors onder vuur ligt.

Met het Dutch protocol wordt de medische diagnostiek, hormonale behandeling, psychologische ondersteuning, chirurgie en nazorg van transgender personen geregeld. Eén van de pilaren van het protocol is de visie op de behandeling van minderjarigen: puberteitsremmers en hormoonbehandelingen zouden volgens het protocol kunnen functioneren als ‘pauzeknop’ om nadenktijd te winnen.

Het Dutch protocol werd altijd beschouwd als een toonaangevende richtlijn op het gebied van transgenderzorg. Het is in de jaren 1990 ontwikkeld door Nederlandse gezondheidsprofessionals, en werd oorspronkelijk gepubliceerd als een leidraad voor de behandeling van genderdysforie. De laatste jaren ligt het protocol echter steeds meer onder vuur. In de WPATH-files wordt het protocol zelfs neergezet als frauduleus, ook al worden zulke sterke termen niet gebruikt. De evidence base ervan wordt hoe dan ook als volstrekt ontoereikend gekwalificeerd. 

Het is waarschijnlijk dat de WPATH-files grote reputatieschade zullen veroorzaken voor de WPATH. Wie de details hiervan wil weten moet de teksten zelf lezen, dat laat zich niet in een paar zinnen samenvatten. Duidelijk is dat in de ogen van Mia Hughes het Dutch protocol volstrekt ontoereikend is, en de gelekte documenten laten zien dat daar binnen WPATH geen open debat over mogelijk is.

2. Het Dutch protocol ligt internationaal onder vuur

Hughes staat in haar kritiek niet alleen. Het Dutch protocol ontvangt sinds het Tavistock-schandaal steeds meer kritiek. Tavistock is de Britse genderkliniek in Londen en Leeds die in 2020 ernstig onder vuur kwam te liggen, toen bleek dat er sprake was van gebrekkige nazorg, ontbrekende statistiek en te onzorgvuldige beslissingen in het transitieproces bij een groot aantal minderjarigen. Intern was er een zware onderdrukkende cultuur die kritisch tegengeluid onderdrukte, waardoor psychiater David Bell uiteindelijk besloot zich als klokkenluider op te werpen. De BBC maakte daarop een serie uitzendingen over de misstanden in het programma Newsnight.

Dat leidde tot een kettingreactie. Eerst trapten professionals in Finland en Zweden op de rem en deden zij allerlei waarschuwingen uit over het Dutch protocol. In januari 2023 publiceerde ook de Amerikaanse hoogleraar Stephen Levine een kritische analyse over het protocol, waarin hij stelde dat een wetenschappelijke basis ontbreekt en waarschuwde voor de mogelijk negatieve gevolgen bij kwetsbare jongeren.

Ook in België ontstond dat jaar kritiek op het protocol, toen hoogleraar huisartsengeneeskunde Patrik Vankrunkelsven grote vraagtekens zette bij de claim dat het jongeren zou helpen. In Nederland besteedden onder andere Zembla en de Volkskrant aandacht aan de ophef. Dat nu zelfs in ons progressieve land waar het protocol vandaan komt steeds meer wordt getwijfeld aan het protocol, wordt internationaal met grote belangstelling gevolgd.

Lees meer over de twijfels die zijn ontstaan over gendertransities onder medische professionals:
Wetenschap worstelt nog met gender, zelfidentificatie heeft beperkingen

In februari van dit jaar publiceerde The New York Times een groot artikel over de ophef over het Dutch protocol, waarin zware kritiek werd geuit op de pioniersstudie naar het protocol in 2011: die studie had problemen met de steekproef, zat vol methodologische fouten en tekortkomingen, kon niet alle uitspraken met bewijs onderbouwen en deed geen goede follow-up naar deelnemers die waren afgehaakt. Op 27 februari 2024 nam de Tweede Kamer een motie aan van Rosanne Hertzberger (NSC) om een onderzoek in te stellen naar de wetenschappelijke kwaliteit van het zorgmodel op basis van het Dutch protocol.

Ook uit de verzamelde WPATH-files door Mia Hughes blijkt met name een gebrek aan compliance met de principes van evidence based-geneeskunde bij aanprijzen van behandelvoorschriften door WPATH, waarin het Dutch protocol een grote rol speelt. Wij gaan ervan uit dat de onomkeerbare ingrepen die WPATH bij kinderen aanvaardbaar acht toenemend aan acceptatie zullen verliezen.

3. De toekomst van de transgenderzorg

Jammer is dat Mia Hughes in het midden laat of zij gendertransitie en medische ondersteuning daarvan in beginsel een redelijke zaak vindt en primair kritiek heeft op de werkwijzen en integriteit van WPATH. Er is toch wel zoveel discussie over de principiële kanten van gendertransitie dat het de bijdrage van Mia Hughes zou versterken wanneer op dit vlak een duidelijke uitspraak gedaan zou worden. Is er sprake van eventueel ernstige fouten in de behandeling van genderdysforie? Of ligt de problematiek volgens Mia Hughes dieper: gendertransitie bestaat niet en gender affirming medische gezondheidszorg is een misverstand?

Wij nemen aan dat de concepten gender, gendertransitie, en transgender persoon, in beginsel rationeel en verdedigbaar zijn en dat kritiek op WPATH en het Dutch protocol gaat over de wijze waarop met deze zaken wordt omgegaan, en niet over de achterliggende principes. Dat gezegd zijnde zien wij tegelijk een noodzaak om de relatie tussen genderdysforie, genderincongruentie en genderidentiteit scherper in beeld te krijgen. Recent onderzoek in Groningen laat zien dat ook de wens om een ander gender te hebben dan het lichamelijke gender een meetbare grootheid is die onderzocht kan en moet worden, naast het idee daadwerkelijk een andere gender te hebben dan het lichamelijke gender. Het valt op dat de terminologie nog steeds tekort schiet.

Lees meer over de problemen met het concept genderidentiteit:
Het concept genderidentiteit levert vooralsnog meer vragen dan antwoorden, maar concept engineering biedt ook hier perspectief

Wat is het juiste woord voor een persoon die gender A heeft en genderidentiteit B (ongelijk A)? Omdat deze situatie volgens het co-essentialisme niet kan bestaan (want de genderidentiteit bepaalt dan altijd het gender), heeft deze situatie geen naam in de gendertheorie van de afgelopen 25 jaar. Genderfilosoof Elisabeth Barnes (University of Virginia) spreekt over een discrepantie tussen gendercategorisering en genderidentiteit. Wij stellen voor te spreken over een incongruente genderidentiteit. Dat is dan soms een probleem dat door gendertransitie opgelost kan worden. De fundamentele kwesties zijn dan voor WPATH:

  • Onder welke condities heeft een minderjarige een incongruente genderidentiteit?
  • Wanneer is het aan de orde om daar met onomkeerbare medische ingrepen “iets aan te doen”?
  • Wanneer kunnen we deze ingrepen zien als een voorbereiding voor gendertransitie, die ook worden gemotiveerd door het perspectief van gendertransitie?

4. Conclusie

De WPATH-files wekken de indruk dat binnen WPATH het vertrouwen in de antwoorden die men op deze vragen naar buiten brengt tekortschiet. Het is bijzonder teleurstellend dat er vanuit progressieve hoek en ook vanuit de gender studies-afdelingen aan universiteiten in Nederland en daarbuiten niet meer openlijk wordt gediscussieerd over de moeilijke fase waarin de transgenderzorg zich bevindt, en dat daar nog steeds voornamelijk activisme op basis van co-essentialisme (zie gender-theory.org/) bedreven lijkt te worden.

Met het nog verder ingraven in de eigen ideologische positie en het wegkijken voor de grote wetenschappelijke en maatschappelijke discussie die is losgebarsten over de principes en houdbaarheid van transgenderzorg, worden de problemen natuurlijk niet opgelost. Vroeg of laat zullen de voorstanders van progressieve transgenderzorg en transgenderemancipatie uit de eigen bubbel moeten treden, de overduidelijke problemen met de huidige visie op gender en genderidentiteit als zeer maakbaar onder ogen moeten komen, en op basis van argumenten de discussie met critici aan moeten gaan. Alleen zo kan een nieuwe visie op transgenderzorg ontwikkeld worden die voorbij de loopgraven en polarisatie van de huidige gender wars gaat.


Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *