[AGTRT-BF48] De primaire genderidentiteit gaat over de vraag of wij ons man, vrouw of neutraal voelen

Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team

Ons onderzoeksteam (AGTRT) werkt twee nieuwe gendertheorieën naast elkaar uit: Androgyny Based Gender Theory (ABGT) en Formal Gender Theory (FGT).

FGT focust op het concept gender en hoe dat over de tijd heen precies is ontwikkeld in de wetenschap en daarbuiten. FGT heeft als doel posities helder te krijgen en spraakverwarring weg te nemen. Zo wil FGT ruimte maken voor meer gematigde benaderingen tot gender dan het essentialisme en het co-essentialisme, de twee diametraal tegenover elkaar staande trends van dit moment.

ABGT heeft als doel om de concepten gender en seksualiteit van meer inhoud te voorzien, en om de onderlinge relatie tussen die twee begrippen uit te werken. ABGT beoogt met het concept androgynie ook om een interdisciplinaire benadering tot gender te ontwikkelen, waarin naast sociologie ook ruimte is voor biologie, psychologie, neuroscience, etc.

Een centrale doelstelling van ABGT is om het concept genderidentiteit inhoudelijk te versterken en wetenschappelijk robuuster te maken. Binnen ABGT wordt daarom niet gesproken van genderidentiteit in algemene zin, maar wordt onderscheid gemaakt tussen de primaire genderidentiteit (PGI) en de secundaire genderidentiteit (SGI).

De PGI gaat over de identiteit die zich ontwikkelt in relatie tot het lichamelijke geslacht (man of vrouw, en in een enkel geval neutraal), de SGI over de identiteit die zich ontwikkelt in relatie tot ons androgyne bewustzijn.

Lees meer over het onderscheid tussen PGI en SGI:
Met het onderscheid primaire en secundaire genderidentiteit wordt ruimte gemaakt voor androgynie

Wij willen ABGT en FGT naast elkaar kunnen ontwikkelen en wel op zo’n manier dat de onderlinge relaties van de begrippen duidelijk zijn. We zullen daarom in dit blog uitweiden over de vraag hoe het concept van primaire genderidentiteit (PGI) uit de androgyne gendertheorie (ABGT) zich verhoudt tot de concepten uit de formele gendertheorie (FGT).

Primaire genderidentiteit (PGI)
Om te beginnen is het nuttig de rol die het concept primaire genderidentiteit (PGI) speelt binnen ABGT hier nader te expliciteren. Over PGI maakt ABGT de volgende claims:

  • PGI gaat over onze relatie met ons lichamelijk geslacht en hoe die relatie in de identiteit van mensen ontwikkelt en vorm krijgt.
  • De PGI gaat dus over het basale gevoel “ik ben een man” of “ik ben een vrouw” (en in een enkel geval: “ik ben neutraal”), en over hoe we dat gevoel verder ontwikkelen door de relatie met ons lichaam te ontwikkelen.
  • Of de PGI mannelijk of vrouwelijk is, wordt in de meeste gevallen bepaald door het lichamelijk geslacht (binnen ABGT gedefinieerd als biologische sekse volgens de kenmerken van chromosomen).
  • De PGI is in de basis een gegeven feit, en kan worden verstevigd door de relatie met ons mannelijke of vrouwelijke (of neutrale) lichaam te verstevigen.
  • De wijze waarop aan de PGI invulling wordt gegeven middels mannelijke of vrouwelijke persoonskenmerken, is onderdeel van de secundaire genderidentiteit (SGI). 
  • Biologische (genetische en hormonale) factoren spelen bij de vorming en ontwikkeling van de PGI een centrale rol, omdat de PGI zo nauw samenhangt met het lichaam. Er zijn aanwijzingen dat vorming van de PGI al in de embryonale fase begint door blootstelling aan bepaalde hormonen.
  • De PGI wordt in basale vorm al vóór het tweede levensjaar in de hersenen verankerd middels een psychologisch proces van “imprinting”; dat is het moment dat de meeste kinderen al een besef van hun eigen geslacht hebben.
  • Sociale en psychologische factoren spelen een minimale rol bij de vorming van het basale gevoel “ik ben een man” of “ik ben een vrouw”: dit is voornamelijk een biologisch proces. Deze factoren spelen wel een rol in de wijze waarop de PGI, ofwel de relatie met ons mannelijke of vrouwelijke lichaam, verder ontwikkelt.
  • De PGI en de SGI ontwikkelen zich grotendeels onafhankelijk van elkaar. Dat wil niet zeggen dat ze elkaar niet beïnvloeden: een stevig ontwikkelde SGI leidt ertoe dat de PGI ook met meer zelfvertrouwen kan worden omarmd, en andersom.
  • Voor de meeste mensen is de PGI als man of vrouw een vastliggend en grotendeels aangeboren feit, dat direct samenhangt met hun lichamelijke geslactht. Transgender en intersekse personen kunnen worden gezien als uitzonderingen die de regel bevestigen.
  • Van genderinconcruentie is sprake als er incongruentie bestaat tussen de PGI en het lichamelijke geslacht. Binnen ABGT wordt aangenomen dat die incongruente bij sommige mensen aangeboren is en vastligt, waardoor behandeling met medische “gender reassignment therapy” een geschikte optie kan zijn. Dit soort genderincongruentie komt bij minder dan 1% van de bevolking voor.
  • In de meeste gevallen hebben personen met een incongruente genderidentiteit de PGI van het andere geslacht, in enkele gevallen met geen van beide geslachten (neutraal).
  • De meeste mensen met een intersekse conditie ontwikkelen alsnog een PGI man of vrouw. In enkele gevallen kunnen mensen met een intersekse conditie een PGI neutraal ontwikkelen. Dit gaat om minder dan 0,5% van de bevolking.

PGI en formele gendertheorie
Primaire genderidentiteit (PGI) is dus een concept uit onze gendertheorie over androgynie (ABGT). Over de relatie tussen het concept PGI en het conceptuele kader van formele gendertheorie (FGT) zijn de volgende opmerkingen en aannames relevant:

  • PGI is niet zomaar hetzelfde als genderidentiteit in FGT. Wel benadrukt PGI (net als genderidentiteit) het subjectieve aspect: het doet ertoe wat de persoon er zelf van denkt.
  • PGI is een subjectieve vorm van lichamelijk gender (zie AGTRT-BF42), en wel een voorzichtige vorm;
    • Een persoon heeft alleen een mannelijke PGI als hij daar echt zeker van is; 
    • Een persoon heeft alleen een vrouwelijke PGI als zij daar echt zeker van is; 
    • Een persoon heeft een alleen een neutrale PGI als deze persoon zeker is van neutraal (slechts in zeer uitzonderlijke gevallen van mensen met genderdysforie of een intersekse conditie);
    • In alle overige gevallen is de PGI onbekend.
  • Deze omschrijving van PGI zien we als een startpunt. Door de tijd kan het concept PGI qua betekenis veranderen door middel van concept engineering (zie AGTRT-BF38). Concept engineering van PGI werkt wel anders dan concept engineering van formeel gender, bijvoorbeeld omdat bij PGI juridische aspecten nauwelijks een rol spelen.
  • Zo wordt PGI als concept onafhankelijk van formeel gender (althans in beginsel). In elk geval wordt PGI onafhankelijk van de resultaten en opvattingen in FGT, en van (incrementeel) concept engineering betreffende gender in FGT.
  • PGI is niet bedoeld voor het invullen van informatievragen op paspoorten en identiteitsbewijzen; PGI gaat niet over de toegang tot safe spaces (“bathroom laws” etc.); PGI gaat niet over personeelsbeleid en reglementering voor gelijke kansen en fair play. 
  • Bij de bespreking van FGT noemen wij ook de notie psychologisch gender, maar FGT levert zelf geen theoretisch kader voor die notie. Wij zien ABGT als een mogelijke aanpak van de studie van psychologisch gender en we zien daarmee het concept “psychologisch gender” als een notie die allereerst thuishoort in ABGT.

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *