[AGTRT-BF45] Slagenwisseling tussen Sunak en Starmer over “wat is een vrouw?”

Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team

Vorige week heeft gendertheorie het nieuws in het Verenigd Koninkrijk weer eens bereikt, en wel met de opmerkelijke beschuldiging door PM Rishi Sunak dat Labour leider Sir Keir Starmer niet eens in staat zou zijn “to define what a woman is”.

Starmer zou nu van mening zijn dat in sommige gevallen (minder dan 0,1 % wel te verstaan) gendertransitie mogelijk moet zijn zonder dat de gebruikelijke medische en farmaceutische ingrepen daaraan vooraf zijn gegaan. Sunak ziet daarin een koerswijziging ten opzichte van een eerder standpunt van Starmer betreft, en hij meent dat dit een koerswijziging is die past in een patroon van koerswijzigingen van Starmer. In de taal van onze formele gendertheorie: Starmer zou op de schaal van essentialisme tot co-essentialisme steeds meer naar die laatste (“woke”) kant opschuiven.

De kwestie wordt emotioneel sterk uitvergroot door een (door Sunak en Starmer verschillend uitgelegd) verband met de recente moord op een jonge transvrouw.

Hoe kunnen we de situatie in het Verenigd Koninkrijk duiden, gebruikmakend van de concepten van onze formele gendertheorie?

  1. Zowel Sunak als Starmer accepteren gendertransitie op basis van een concept van lichamelijk gender. Dat vergt dan doorgaans medische ingrepen vooraf. Zij staan daarmee op grote afstand van de TERF-ideologie en van de TEFC-ideologie. Beiden wijzen gender-essentialime af. (Zie voor deze kwesties onze blogs AGTRT-BF43 en AGTRT-BF44).
  2. Zowel Sunak als Starmer wijzen gender-co-essentialisme af (zijn menen beiden dat gender niet uitsluitend op basis van gender-zelfidentificatie kan worden bepaald). Hiermee staat zij afwijzend ten opzichte van voorstellen tot nieuwe wetgeving zoals in Schotland (daar door het Schotse parlement goedgekeurd, maar nog in afwachting van goedkeuring vanuit Londen), Duitsland en Nederland waarin genderidentiteit als uniek en doorslaggevend criterium optreedt voor het toelaten van gendertransitie.
  3. Starmer is liberaler dan Sunak in die zin dat hij in meer gevallen gendertransitie wil toelaten. Ofwel in het spectrum van essentialistisch naar co-essentialistisch staat Sunak iets meer aan de essentialistische kant dan Starmer.
  4. Wij zien de positie van Sunak niet als een MotR-positie (niet middle of the road) en ook niet als een gematigde positie (zie AGTRT-BF34). 
  5. Wij zijn het eens met Starmer dat de positie van Sunak inzake de toelaatbaarheid van gendertransitie in sommige gevallen te star (dat wil zeggen, te beperkend) is.
  6. In termen van ICE (incremental concept engineering, zie AGTRT-BF38) staan Sunak en Starmer op een verschillend punt. Het is duidelijk dat Starmer’s definitie van een vrouw een appèl moet doen op een “concept van gender” dat het resultaat is van concept engineering en dat om die reden niet in een enkele zin uit te leggen valt. Daarmee wordt Starmer kwetsbaar voor aanvallen van Sunak, die zich kan beroepen op een lange traditie van gendertransitie begrepen in termen van lichamelijk gender.
  7. Maar het was zo te zien niet heel verstandig van Sunak om zijn opmerkingen over Starmer te maken met de moeder van de vermoorde transvrouw op de tribune. Er is ook geen verband tussen die zaken, maar de indruk kon worden gewekt dat Sunak twijfelde aan de status als transvrouw van de vermoorde persoon. Alleen al het feit dat die vraag blijft hangen is problematisch.  

Denken in termen van ICE (incremental concept engineering voor gender) levert een beter begrip op van de situatie in het Verenigd Koninkrijk. Tenminste vier noties van gender spelen daar tegelijkertijd een rol in het debat. 

Interessant is dat Sunak de vanzelfsprekendheid van de eigen positie als argument naar voren lijkt te schuiven. Wie het niet net zo ziet is “dom” om zo te zeggen. Dat doen de aanhangers van de TERF-ideologie en van de TEFC-ideologie ook in, maar dan voor een volstrekt ander concept van gender. Ooit komt het moment dat ook Sunak, TERF-ideologen en TEFC-ideologen de literatuur over gendertheorie gaan bestuderen om dan in te zien dat de kwesties in gendertheorie allerminst vanzelfsprekend zijn, en daarmee “het eigen gelijk” ook niet bij voorbaat vanzelf spreekt.


Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *