[AGTRT-BF14] Als een transinclusieve notie van gender in theorie niet bestaat, waarom wil men dat dan in de praktijk?

Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team

Tomas Bogardus beschrijft in zijn publicatie Why the trans inclusion problem cannot be solved (2022) in detail waarom er geen sprake kan zijn van een transinclusieve notie van gender, althans niet onder de voorwaarden die de recente gendertheorie à la Bettcher, Jenkins, Barnes, Dembroff en anderen voorschrijft.

Deze voorwaarden zijn wat wij co-essentialistisch noemen: ze zijn gebaseerd op het idee dat als iemand zelf zegt dat diegene een man, vrouw of non-binair is, dat dat dan ook zo is, ongeacht biologische sekse. Volgens Bogardus is dat een inhoudsloze want circulaire theorie.

In AGTRT-1 stellen wij dat de argumentatie van Tomas Bogardus weliswaar plausibel is, maar nog niet 100% doorslaggevend. In AGTRT-13 leggen we op tafel dat een co-essentialistische visie op transgendering (zoals bijvoorbeeld uitgedragen door GLAAD en Stonewall) eigenlijk hangt op het voor waar aannemen van wat wij de genderoriëntatie-hypothese noemen.

Deze hypothese stelt dat er een genderoriëntatie bestaat (met keuze tussen man, vrouw, en neutraal), net zoals er een seksuele oriëntatie bestaat (doorgaans gezien met keuze tussen man en vrouw als (gender van de) door een persoon meest gewenste subjecten van attractie en affectie). Wij stellen in AGTRT-13 tevens dat er voor zover ons bekend geen wetenschappelijk bewijs is dat de genderoriëntatie-hypothese ondersteunt.

In AGTRT-M1 beschrijven wij het contra-essentialisme (af te korten tot co-essentialisme, eventueel ook te lezen als complementair idealisme) als de idee dat gender volstrekt niet afhankelijk is van biologische factoren. Het essentialisme is juist de opvatting dat gender voor 100% hangt op biologische factoren.

Het co-essentialisme zoals GLAAD en Stonewall dat aanhangen, is een nog verdergaande theorie, namelijk dat gender (wij noemen dat genderoriëntatie) een feit is dat een persoon via de (gender-)zelfidentificatie bij zichzelf waarneemt. Iemands gender pronouns (voornaamwoorden) zijn daarmee ook geen keuze of voorkeur maar “feit”. Dat sprake zou zijn van zo’n dieper liggende feitelijkheid begrijpen wij als de genderoriëntatie-hypothese: het bestaan van een genderoriëntatie.

Wegens het hypothetische karakter van deze hypothese menen wij dat daarmee een wetenschappelijke basis ontbreekt. Deze argumenten zijn consistent met de observaties van Tomas Bogardus maar laten ook zien waar Bogardus misschien een steek laat vallen. Als de genderoriëntatie-hypothese wel blijkt te kloppen (vergelijkbaar met de situatie bij seksuele oriëntatie) dan is de argumentatie van Bogardus toch niet dwingend.

Op dit moment zijn wij van mening dat er weinig pleit in het voordeel van de genderoriëntatie-hypothese zodat wij het als een in wetenschappelijke zin redelijke aanname zien er van uit te gaan dat deze hypothese faalt. Dan is er (conform Bogardus) ook geen transinclusieve notie van gender te ontwerpen (via welke feministisch getinte concept engineering dan ook).

Daarmee ontstaat de vraag: hoe kan het zijn dat transactivisten menen de wereld een transinclusieve notie van gender te kunnen voorschrijven? We kunnen slechts constateren dat de transactivisten weinig op hebben met het zoeken naar een sluitende theorie over gender die hun standpunten kan rechtvaardigen. 

Wat de zaak compliceert is dat de positie van Tomas Bogardus (in Bogardus 2022) naar onze overtuiging wel degelijk als transvriendelijk kan worden omschreven. Het wegzetten van mensen als transfoob richt zich ook tegen mensen die wel degelijk transvriendelijk zijn, maar die een beperktere definitie van transgender aanhangen.

De slogan van Stonewall: “Transwomen are also women, get over it!” zien wij als houdbaar en zinnig. Maar Stonewall zegt er in die slogan niet bij dat men een veel ruimere omschrijving van transgender in gedachten heeft dan tot voor kort gebruikelijk was.

Lees meer over hoe transvriendelijke posities worden weggezet als transfoob:
Commentaar op Bracke & Paternotte (2018): de pot verwijt de ketel dat-ie zwart ziet

In AGTRT-12 maken wij een onderscheid tussen bio-transgender en psycho-transgender. Velen (waaronder voor zover wij zien ook Tomas Bogardus) hebben in beginsel geen probleem met bio-transgendering, maar wel een probleem met psycho-transgendering. Met zo’n opvatting is men wel degelijk transvriendelijk en dus niet transfoob.

Wat Stonewall dus doet is het negatief wegzetten van transvriendelijke mensen als transfoob en dat, zoals hierboven beargumenteerd, in afwezigheid van doorslaggevende wetenschappelijke evidentie.


Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *