[AGTRT-BDF97] Het genderprofiel: ramificatie van genderidentiteiten binnen gender man en gender vrouw

Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team (AGTRT)

We werken nu met de aanname dat voor elk gender man, vrouw en neutraal er een collectie van genderidentiteiten is behorende bij dat gender. We willen proberen de consequenties van deze aanname in meer detail uit te werken. Dat gaat helaas niet vanzelf.

Opzet van dit blog

  1. Genderprofielruimte, genderprofielen, genderprofieluitdrukkingen en genderprofielsamples
  2. Voorbeelden
  3. Hoe verder?
  4. Een voorbeeld: de “gewoonste” casus van behandeling bij genderincongruentie
  5. Conclusie

1. Genderprofielruimte, genderprofielen, genderprofieluitdrukkingen en genderprofielsamples

In verband met gender kunnen we allerlei eigenschappen benoemen die een persoon wel of niet heeft. We noemen een aantal daarvan, ingevuld voor gender “man”, en overeenkomstige elementen zijn er voor “vrouw” en voor “neutraal”. De lijst is allerminst uitputtend; als ABGT er bijvoorbeeld bij wordt gehaald dan ontstaan extra elementen van zo’n lijst.

  • Z(m) staat voor “met zekerheid man”.
  • Zn(m) staat voor “met zekerheid niet man”.
  • A(m) staat voor “ambivalent ten opzichte van man of niet man”. Dit is hetzelfde als de volgende conjunctie: “niet Z(m) en niet Zn(m) en niet G(m) en niet Gn(m)”.
  • G(m) staat voor gevoelsmatig man (de diepere “sense” zoals door APA bedoeld, zie AGTRT-BDF68).
  • Gn(m) staat voor gevoelsmatig niet man (de diepere “sense” zoals door APA bedoeld).
  • GE(m) staat voor “mannelijke gender experience”.
  • LG(m) staat voor lichamelijk gender man.
  • MG(m) staat voor morfologisch gender man (ofwel biologisch gender zoals beoordeeld op morfologische basis).
  • BGk(m) staat voor biologisch gender man (beoordeeld op basis van karyotype),
  • BGgg(m) staat voor biologisch gender man (beoordeeld op basis van de omvang van gonaden en gameten).
  • BGfmri(m) staat voor biologisch gender man (beoordeeld op basis van fmri van de hersenen).
  • Gexpressie(m): mannelijke genderexpressie (waaronder het gebruik van mannelijk pronouns).

In de kansrekening wordt de collectie van mogelijke combinaties van eigenschappen (bij een gegeven familie van eigenschappen) een event space genoemd. Hier ontstaat op vergelijkbare wijze een profielruimte, waarbij een profiel een bewering wordt die een deel van de profielruimte aanduidt, oftewel een profielsample. 

Een element van de genderprofielruimte noemen we een genderprofiel, een deel van de genderprofielruimte noemen we een genderprofielsample. Een bewering (uitdrukking, expressie) over genderprofielen kunnen we daarmee zien als een genderprofielsample. Om precies te zijn is een genderprofielsample te zien als de betekenis van een genderprofielexpressie. Bijvoorbeeld, de volgende bewering B:

  • B = A(m) & A(v) & A(n) & MG(m) & BGk(m) & G(v)

B beschrijft (de profielen van) de personen P die zich man noch vrouw noch neutraal achten (ambivalent staan tegenopver de keuze tussen man en vrouw of neutraal), morfologisch gender man hebben, en ook biologisch gender man hebben (volgens hun karyotype), maar die zich desgevraagd zich “in wezen” (meer) vrouw voelen (dan man of neutraal).

Maar het gaat hier nu niet om de vraag of deze profieluitdrukking B veel mensen beschrijft (of misschien zelfs helemaal niemand), het gaat om de illustratie van de uitdrukkingskracht van het formalisme: B beschrijft een denkbare profielsample waarvan men de relevantie vervolgens nader kan onderzoeken. 

Het genderprofiel van een persoon omvat de classificatie in termen van gender van relevante eigenschappen van een persoon. Zo is “heeft mannelijk lichamelijk gender” een onderdeel van het genderprofiel. 

De genderidentiteit van P zien we als een speciaal soort van genderprofieluitdrukking voor P. Het is een genderprofieluitdrukking waarin de uitdrukkelijk lichamelijke kenmerken niet voorkomen. Dus niet GE(m), MG(m), BGk(m) BGgg(m), BGfmro(m), en niet GE(v), MG(v), BGk(v) BGgg(v), BGfmro(v), en ook niet GE(n), MG(n), BGk(n) BGgg(n), en BGfmro(n).

(Hierbij valt op te merken dat BGgg(n) en BGfmri(n) misschien lege profielsamples aanduiden, dat vergt nog nader onderzoek).

In een genderprofielexpressie voor een genderidentiteit mag wel voorkomen: Z(m), Zn(m), A(m), G(m), Gn(m), Gexpressie(m), Z(v), Zn(v), A(v), G(v), Gn(v), Gexpressie(v), Z(n), Zn(n), A(n), G(n), Gn(n), Gexpressie(n).

Op deze wijze komen we tot de volgende definitie van genderidentiteit:

  • Gegeven een genderprofieluitdrukking B is de daarbij behorende genderidentiteit de (logisch gesproken) sterkste genderprofieluitdrukking C die gesteld is in de primitieven voor genderidenteiten (zie hierboven) en die volgt uit B.

Dit lijkt allemaal misschien overdreven ingewikkeld maar wie er even naar kijkt ziet dat we gewoonweg de meest elementaire opzet van de kansrekening volgen, zij het dat we nog niet met kansen bezig willen zijn (met andere woorden: dat we ons niet willen beperken tot een kansruimte met kansen 0 en 1).

In ABGT wordt het de collectie van eigenschappen die de profielruimte opspant uitgebreid met aspecten die binnen FGT niet aan de orde komen. Maar er is ook iets voor te zeggen om formeel gender mee te nemen: FG(m), FG(v) en FG(n) voor formeel gender man, vrouw of neutraal. Dat doen we in de voorbeelden hieronder niet. Maar we zien wel dat implicaties tussen genderprofieluitdrukkingen (ofwel subsetrelaties tussen genderprofielsamples) een taal leveren waarmee we kunnen proberen om opvattingen als essentialisme en co-essentialsime in te vatten.

Bijvoorbeeld essentialisme is het uitgangspunt dat de volgende implicatie altijd geldig is (dat is dus een beperking vooraf op de profielruimte):

  • LG(m) => FG(m) en LG(v) => FG(v)

In de TERF-ideologie (zie AGTRT-BDF43) wordt daaraan vaak toe gevoegd: 

  • BGk(m) => LG(m), BGk(v) => LG(v)

Co-essentialisme stelt dat:

  •  G(m) => FG(m), G(v) => FG(v) en G(n) => FG(v)

De “inclusieve versie” van het co-essentialisme van Cameron Kirk-Gianinni (zie AGTRT-BDF49) gaat in navolging van Elizabeth Barnes van zwakkere aannames uit:

  • G(m) & Z(m) => FG(m), G(v) & Z(v) => FG(v) en G(n) & Z(n) => FG(n) 

Er zijn ook allerlei niet-controversiële implicaties:

  • Z(m) impliceert niet(Zn(m)).
  • Z(v) impliceert niet(Zn(v)).
  • Z(m) impliceert G(m).
  • Zn(m) impliceert Gn(m).
  • Z(v) impliceert G(v).
  • Zn(v) impliceert Gn(v).

Het werken met genderprofieluitdrukkingen, in plaats van uitsluitend met (als verder onuitgewerkt primitief concept veronderstelde) genderidentiteiten, heeft als voordeel dat je conjuncties, disjuncties, negaties, en implicaties kunt gebruiken (en dat ligt bij genderidentiteiten zonder verdere structuur aan te geven niet zo voor de hand). 

De genderidentiteit (van P) wordt dan een (ware) bewering die je over de genderprofielruimte (van P) kunt doen. Deze omschrijving van genderidentiteit is vaag, in die zin dat het veel mogelijkheden openlaat, want het hang allemaal af van de implicaties die men tussen de verschillende genderprofieluitdrukkingen wil veronderstellen, maar dat willen we juist omdat uitwerking van het concept genderidentiteit nog nadere onderzoek vergt. 

Hierbij wordt wel duidelijk dat de notie genderidentiteit af kan hangen van de rijkdom van de taal waarin je het genderprofiel beschrijft.

2. Voorbeelden

Mogelijke genderprofielsamples worden onder andere gegeven door de volgende genderprofielexpressies: 

  • Z(m) & MG(m) & BGk(m) & BGgg(m) & BGfmri(m), (“gewoon” voor een man),
  • Z(v) & MG(v) & BGk(v) & BGgg(v) & BGfmri(v), (“gewoon” voor een vrouw),
  • niet(MG(m)) & BGk(m) & BGgg(m) & BGfmri(m), (uitzonderlijk/intersex),
  • niet(MG(v)) & BGk(v) & BGgg(v) & BGfmri(v), (uitzonderlijk/intersex),
  • MG(m) & BGk(m) & BGgg(m) & BGfmri(m) & GE(m) & niet(Z(m)) & niet(G(m)) & niet(Zn(v)) (“gewoon” geval van een man die twijfelt over de eigen genderidentiteit),
  • MG(m) & BGk(m) & BGgg(m) & BGfmri(m) & GE(m) & niet(Z(m)) & niet(G(m)) & G(v) niet(Zn(v)) (“gewoon” geval van een AMAB persoon die niet meer twijfelt over de eigen genderidentiteit en daarmee inmiddels een transgenderidentiteit heeft),
  • niet(MG(m)) & BGk(m) & BGgg(m) & BGfmri(m) & niet(GE(m)) & niet(Z(m)) & niet(G(m)) & G(v) & GE(v) (“gewoon” geval van een AMAB persoon na succesvolle medisch/hormonale transitie van mannelijk naar vrouwelijk, die daarmee in termen van FGT vrouwelijk formeel gender heeft verkregen, wat afhankelijk van de jurisdictie zich vervolgens ook vertaalt in legaal vrouwelijk gender).

Afhankelijk van het concept van genderidentiteit dat men hanteert kan soms een genderidentiteit worden toegekend aan een profiel.

3. Hoe verder?

Er dienen zich nu minstens drie vragen aan:

  1. Hoe ziet de classificatie in termen van gender eruit wanneer we het genderprofiel met bovenstaande rijkdom van taal (ofwel expressiviteit) benaderen?
  2. Gegeven zo’n classificatie hoe zien de definities van essentialisme en co-essentialisme eruit?
  3. Moeten we de zaak anders benaderen en aannemen dat essentialisme en co-essentialisme juist worden gekenmerkt door hoe men de verschillende genderidentiteiten in termen van gender classificeert?

Neem de genderidentiteit G(m) & niet(Z(m)) & niet(Zn(v)) & niet G(v). Daarmee kan twee kanten op worden gegaan: classificeren als van mannelijk gender of als van neutraal gender.

De essentialist zal zeggen: bij twijfel neutraal of wel in dit geval neutraal gender. De co-essentialist zal misschien zeggen: een duidelijk voorbeeld van mannelijk gender.

Wij hebben hier niet zomaar een sluitende theorie paraat. Wat we op dit moment wel kunnen doen is teruggaan naar de oorsprong van gendertheorie, die we op dit moment dan duiden als de omgang met het fenomeen van de genderincongruentie, en wel bij mensen die niet intersekse zijn of anderszins in medisch biologische zin uitzonderlijk.

4. Een voorbeeld: de “gewoonste” casus van behandeling bij genderincongruentie

Het meest gewone geval van genderincongruentie en daaropvolgende (succesvolle medische) behandeling vanuit de AMAB-beginsituatie (assigned male at birth) kan worden gezien als een reeks van fasen elk met een andere beschrijving met een passende genderprofieluitdrukking.

Bij de geboorte van P wordt mannelijk gender geconstateerd (op gronden van morfologie). Daarbij hoort het volgende profiel (of om preciezer te zijn de volgende genderprofielexpressie) (met classificatie mannelijk), dat tot uitdrukking brengt dat het pasgeboren kind nog geen bewustzijn van gender zou hebben (iets wat onbekend is).

  • MG(m) & BGk(m) & BGgg(m) & BGfmri(m) & 
  • niet(GE(m)) & niet(G(m)) & niet(G(v)) & niet(G(n)) 

De genderidentiteit van P is pal na de geboorte van P nog onbepaald. Maar na zeg 15 jaar is de situatie veranderd, P voelt zich echt geen man, echt niet neutraal maar misschien wel (maar nog niet echt) vrouw en dat levert de volgende GP-uitdrukking op (nog steeds met classificatie man): 

  • MG(m) & BGk(m) & BGgg(m) & BGfmri(m) & 
  • GE(m) & niet(Z(m)) & niet(G(m)) & niet(G(v)) & niet(Z(v)) & Gexpressie(m)

Op dit moment constateert P dat er een probleem is, en dat dit met gender te maken kan hebben. P bezoekt een genderkliniek en krijgt de diagnose genderincongruentie. Als eerste stap gaat P nu in sociale transitie. Dat wil zeggen: P adopteert een vrouwelijke genderexpressie.

  • MG(m) & BGk(m) & BGgg(m) & BGfmri(m) & 
  • GE(m) & niet(Z(m)) & niet(G(m)) & niet(G(v)) & niet(Z(v)) & Gexpressie(v)

Weer 5 jaar later is P in transitie en heeft P (preoperatief) een vrouwelijke transgenderidentiteit met overeenkomstig profiel (met classificatie vrouw):

  • MG(m) & BGk(m) & BGgg(m) & BGfmri(m) & 
  • GE(m) & Zn(m)) & Zn(n) & G(v) & niet(Z(v)) & Gexpressie(v).

Er is in deze situatie sprake van een genderincongruentie, en dat blijkt uit de combinatie van GE(m) en G(v), zie ook AGTRT-BDF91.

Nu is P klaar voor medisch ondersteunde transitie (we nemen aan dat alles daarbij goed gaat) met als resultaat dat P het volgende profiel heeft:

  • MG(v) & BGk(m) & BGgg(m) & BGfmri(m) & 
  • GE(v) & Zn(m) & Zn(n) & niet(G(m)) & niet(G(n)) & G(v) & Gexpressie(v).

Nu kan gebeuren dat P zeker van haar zaak is (met kenmerk Z(v)) en ook legaal vrouw wordt:

  • MG(v) & BGk(m) & BGgg(m) & BGfmri(m) & 
  • GE(v) & Zn(m) & Zn(n) & niet(G(m)) & niet(G(n)) & G(v) & Z(v) & Gexpressie(v).

Denkbaar is dat enige tijd later nog een volgende stap wordt gemaakt naar formeel gender neutraal:

  • MG(v) & BGk(m) & BGgg(m) & BGfmri(m) & 
  • GE(v) & Zn(m) & Zn(v) & niet(G(m)) & niet(G(v)) & G(n) & Gexpressie(n).

Denkbaar is dat vervolgens een tweede stap van genderaffirmatie wordt toegepast (nu naar neutraal toe) en dat daarmee de vrouwelijke zichtbare kenmerken daarmee minder prominent worden:

  • niet(MG(m)) & niet(MG(v)) & BGk(m) & BGgg(m) & BGfmri(m) & 
  • niet(GE(m)) &  niet(GE(v)) & Zn(m) & Zn(v) & niet(G(m)) & Gn(v) & GE(n) & G(n) & Gexpressie(n).

Vervolgens kan deze persoon zo zeker van deze zaak zijn dat Z(n) van kracht wordt (en in een jurisdictie die dat ook mogelijk maakt kan legaal gender neutraal worden verkregen).

  • niet(MG(m)) & niet(MG(v)) & BGk(m) & BGgg(m) & BGfmri(m) & 
  • niet(GE(m)) &  niet(GE(v)) & Zn(m) & Zn(v) & niet(G(m)) & Gn(v) & GE(n) & G(n) & Z(n) & Gexpressie(n).

Dit is een denkbaar eindpunt. Opgemerkt zij dat we met dit voorbeeld allerminst willen claimen gendertransitie uitsluitend in samenhang met medische ingrepen kan plaatsvinden.

5. Conclusie

Wat hebben we aan deze mate van precisie? Het kan helpen om het fundamentele conflict tussen essentialisme en co-essentialisme beter in beeld te krijgen, en wij hopen dat het ook kan helpen om scherper zicht te krijgen op MotR-opties voor gendertheorie. Het kan ook helpen bij concept engineering voor formeel gender, en dus bij de ICE-methode (zie AGTRT-BDF56).


Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *