Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team
Versie 1: 10 november 2023
De laatste versie is hier te lezen
Het is jammer dat de discussie over gender zo vaak wordt platgeslagen tot de vraag of er nou wel of niet meer dan twee geslachten zijn. Gender gaat over meer dan dat. Gender gaat over de vraag hoe we met de concepten man en vrouw omgaan, in onszelf en in de samenleving. Met gender ontkennen we biologisch geslacht niet, maar erkennen we slechts dat er meer nodig is om man en vrouw (en mannelijk en vrouwelijk) te begrijpen dan biologie.
In dit blog zullen we niet alleen stil staan bij formele gender (de logische classificatie van gender), maar ook bij psychologische gender (gender als subjectieve identiteitsbeleving) en sociale gender (gender in onze cultuur en maatschappij). In ons werk vliegen we deze verschillende aspecten van gender apart aan, zonder a priori te veronderstellen dat zij elkaar zouden moeten informeren.
Lees meer over formele gender:
Waarom genderwetenschap meer aandacht mag geven aan formele gender
Om te begrijpen waarom gender een aanvulling is op biologisch geslacht, is het nuttig eerst bij de biologie stil te staan. Bij de mens is net als bij de meeste zoogdieren het onderscheid tussen de twee biologische geslachten belangrijk. Evolutiebiologen spreken van seksuele dimorfie: allerlei evolutionaire processen ontwikkelen zich rondom fysieke verschillen tussen de geslachten man en vrouw. Deze verschillen gaan verder dan alleen de voortplantingsorganen en omvatten ook secundaire geslachtskenmerken zoals lichaamsbouw, gezichtskenmerken, en de ontwikkeling van borstweefsel bij vrouwen. Deze dimorfie is het resultaat van evolutionaire processen en staat in dienst van biologische en reproductieve functies. Maar er is biologisch gezien ook complexiteit. Juist door in te zoomen op twee uitzonderingen op de regel – transgender en intersekse personen – wordt duidelijk wat gender precies is, en hoe zich dat onderscheidt van sekse.
Om te beginnen bij de mensen met genderdysforie: zij voelen zich niet thuis in het geboortegeslacht. Genderdysforie kan verschillende oorzaken hebben. Hoewel details daarover nog onduidelijk zijn en er bij een complex fenomeen als genderdysforie vaak verschillende oorzaken door elkaar lopen, kunnen we in elk geval twee uitersten onderscheiden. Genderdysforie kan veroorzaakt worden door trauma; dan is behandeling met psychotherapie een optie. Maar de dysforie kan ook aangeboren zijn. De aanwijzingen dat de ontwikkeling van genderdysforie (mede) beïnvloed kan worden door genetische en hormonale factoren, ook al in de vroege stadia van de embryonale ontwikkeling, stapelen zich op. In dat geval heeft psychotherapie geen zin, in elk geval niet om de dysforie te behandelen, en wordt een transitieproces relevant.
Als mensen met genderdysforie zo’n transitie aangaan, worden zij transgender. Vroeger sprak men van transseksualiteit en transseksuelen, maar die termen worden steeds minder vaak gebruikt. Dat komt omdat transseksualiteit de nadruk legt op daadwerkelijke geslachtsverandering met medische ingrepen. Het veranderen van de geslachtsorganen is echter pijnlijk en ingrijpend, en niet altijd met gewenst resultaat. In hedendaagse transitietrajecten is daarom steeds meer ruimte voor gedeeltelijke transities met minder medicalisering. Voor veel transgenders is het genoeg als zij zichzelf overtuigend als het andere geslacht kunnen presenteren aan de wereld. Veel kan al bereikt worden met verandering van kleding, make-up, haar, motoriek en stemgeluid middels logopedie. Medische behandelingen blijven steeds vaker beperkt tot cosmetische ingrepen en hormoontherapie. Veel transgenders hechten tegenwoordig minder belang aan geslachtsveranderende chirurgie.
Lees meer over de complexiteit van gender en seksualiteit in de evolutiebiologie:
De evolutietheorie heeft inmiddels ruimte gemaakt voor diversiteit van seksualiteit en gender
Daarnaast zijn er mensen die geboren worden met een intersekse conditie. Zij werden vroeger ook wel hermafrodieten genoemd, maar deze term wordt steeds minder gebruikt omdat die geen recht doet aan de grote complexiteit van intersekse variaties. Mensen met een intersekse conditie hebben om uiteenlopende redenen geslachtskenmerken van beide sekses. Er zijn in totaal meer dan 30 verschillende variaties, voortkomend uit allerlei atypische ontwikkelingen op het gebied van hormonen of chromosomen.
Mensen met een intersekse conditie zijn vaak afhankelijk van medische ondersteuning, maar gezien de grote variatie in intersekse condities moet daar altijd worden gezocht naar maatwerk. Voor intersekse personen is het belangrijk dat er een einde komt aan medische ingrepen zonder hun instemming. Van oudsher is het namelijk gebruik dat direct na de geboorte al geopereerd wordt, in het geval een intersekse conditie wordt vastgesteld (overigens zijn niet alle intersekse condities direct bij de geboorte zichtbaar). Het idee dat artsen in samenspraak met ouders voor een pasgeboren baby beslissen of die een jongen of een meisje moet worden, dus zonder zeggenschap van de intersekse persoon zelf, ligt nu begrijpelijkerwijs onder vuur. Het is belangrijk dat er meer onderzoek komt naar welke ingrepen bij welke condities wel al bij de geboorte verantwoord zijn, en welke aan de intersekse persoon zelf moet worden overgelaten. Welke geslachtsbevestigende operaties nou nodig of wenselijk zijn en wanneer, is nog onderwerp van discussie. Hoe dan ook zijn veel mensen met een intersekse conditie levenslang afhankelijk van medische zorg, bijvoorbeeld in de vorm van hormoontherapie.
Voor transgender en intersekse personen is hun man- of vrouw-zijn iets anders dan hun biologische geslacht. Door het goed bestuderen van deze minderheidsgroepen weten we dat er zoiets bestaat als een primaire genderidentiteit: een basaal gevoel van “ik ben man” of “ik ben vrouw”. Bij de meeste mensen strookt de primaire genderidentiteit met het biologische geslacht; dat noemen we cisgender. Maar je kunt ook een primaire genderidentiteit hebben die niet (helemaal) strookt met je sekse; dat noemen we transgender. Biologisch geslacht is dus niet altijd toereikend om de complexiteit van het man- en vrouw-zijn te begrijpen (zie ook AGTRT-4). Daarom is het nuttig om over man en vrouw in termen van gender te spreken: dat concept kan meer complexiteit en nuance aan.
Veel transgender en intersekse personen voelen zich uiteindelijk thuis bij één van de twee genders man of vrouw. Veel transgender personen willen ‘in transitie’ van man naar vrouw of andersom, en ook veel intersekse personen voelen zich het meeste thuis bij één van de twee genders. Maar dit gaat niet voor allemaal op. Sommigen vallen dusdanig tussen wal en schip dat ze zich met geen van beide kunnen identificeren. Deze mensen zijn het beste af met een “neutrale gender” als primaire genderidentiteit. Neutraal is volgens ons een beter woord dan non-binair. Non-binair als label vinden we problematisch, want dat veronderstelt dat alle andere mensen een “binaire gender” hebben, terwijl het onduidelijk is wat dat betekent en lang niet iedereen daarmee zal instemmen (zie ook AGTRT-3).
Lees meer over onze kritiek op non-binaire gender:
Non-binaire gender door de lens van formele gendertheorie
Gender is dus een behulpzaam concept als aanvulling op geslacht in ons denken over man en vrouw, en wat daartussen zit. Het inzoomen op de uitzonderingen op de regel – transgender en intersekse – heeft duidelijk gemaakt dat mensen naast een biologisch geslacht ook over een primaire genderidentiteit beschikken. Maar gender heeft niet alleen voor deze mensen directe relevantie, maar voor ons allemaal. Er bestaat namelijk niet alleen een primaire genderidentiteit, maar ook een secundaire genderidentiteit.
Deze secundaire genderidentiteit komt aan het licht als we kijken naar het functioneren van de menselijke psyche in algemene zin. Onder andere door de analytische psychologie weten we dat alle mannen een vrouwelijke kant in hun persoonlijkheid hebben, en alle vrouwen een mannelijke kant, of we ons daar nou bewust van zijn of niet. Dat gaat dus niet over het basale gevoel van “ik ben man”, “ik ben vrouw” of “ik ben neutraal” (de primaire genderidentiteit), maar over de mate waarin we, ongeacht onze primaire genderidentiteit, onze mannelijke en vrouwelijke persoonskenmerken ten volste hebben ontwikkeld.
Elk mens heeft zowel mannelijke als vrouwelijke kwaliteiten (de anima en de animus in het Jungiaanse denken), die we bij elkaar de secundaire genderidentiteit noemen. Deze kwaliteiten zijn persoonskenmerken die volgens de analytische psychologie alleen ontwikkeld kunnen zijn als we ons daar volledig bewust van zijn. Deze bewustwording is een noodzakelijke voorwaarde om de kwaliteiten te integreren in de persoonlijkheid. Als deze kwaliteiten niet in balans zijn, kan dat leiden tot allerlei vormen van emotionele en mentale disbalans. Door middel van schaduwwerk kan de secundaire genderidentiteit ontwikkeld worden: zo komen de mannelijke en vrouwelijke kwaliteiten beter in balans. Dat is een intensief en meerjarig traject dat draait om traumaheling en gebeurt vaak onder begeleiding van een psychotherapeut. Het uiteindelijke doel is om meer autonomie en volwassenheid te bewerkstelligen. Ook het ontwikkelen van de secundaire genderidentiteit gaat dus niet om biologisch geslacht, maar om gender.
Lees meer over schaduwwerk:
Met schaduwwerk schijn je licht op je onbewuste kwaadaardigheid
Ten slotte is er nog de sociale en culturele kant van het verhaal. Een vrouw in het Nederland van 2023 is een ander persoon dan een vrouw in het Nederland van 1623. Een man in Nederland is anders dan een man in Kenia. Al deze zaken hebben te maken met genderrollen en gendernormen: ook al iets anders dan biologisch geslacht. Je wordt niet alleen als man of als vrouw geboren, maar je wordt vervolgens ook door rollen, rituelen en normen in de samenleving tot man of vrouw gemaakt. Als in de sociologie over mannelijkheid en vrouwelijkheid wordt gesproken, wordt meestal dat laatste proces bedoeld.
Alle samenlevingen hebben eigen genderrollen en gendernormen: die zijn altijd in ontwikkeling. Maar in het fundament kunnen de genderverhoudingen op maatschappelijk niveau maar op twee manieren gerangschikt worden: patriarchaal of matriarchaal. In een patriarchale cultuur zijn mannelijkheid en vrouwelijkheid verticaal gerangschikt, in een meer matriarchale cultuur horizontaal. Matriarchale culturen zijn op dit moment een zeldzaamheid op aarde, maar er zijn allerlei aanwijzingen dat de mensheid daar de komende decennia, na 12.000 jaar patriarchale cultuur, weer naar terug zal bewegen. Dit soort maatschappelijke verschuivingen zijn het gevolg van verschuivingen in het collectieve menselijke bewustzijn (secundaire genderidentiteit), en dus alleen in termen van gender en niet in termen van geslacht te duiden.
Lees meer over het verschil tussen patriarchale en matriarchale samenlevingen:
Wat is het verschil tussen patriarchale en matriarchale culturen?
Concluderend heeft gender als concept dus verschillende toepassingen. Inderdaad zijn de meeste mensen biologisch man of vrouw, en strookt hun primaire genderidentiteit met dit geslacht (zij zijn cisgender). Tegelijkertijd zijn er mensen met genderdysforie of een intersekse conditie, bij wie gender en sekse uit elkaar gaan lopen. Een deel van hen vormt een kleine neutrale middengroep. Je zou dus kunnen zeggen dat er ondanks de dimorfie op het gebied van geslacht bij mensen van drie (primaire) genders sprake is: man, vrouw en neutraal.
Maar gender is niet alleen relevant voor mensen met genderdysforie of een intersekse conditie. Naast een primaire genderidentiteit hebben alle mensen een secundaire genderidentiteit. En daar ligt voor ons allemaal een hoop werk te doen, ook als een eenvoudige relatie met je primaire genderidentiteit jou gegeven is. We zijn namelijk allemaal opgegroeid in een patriarchale cultuur, met disbalans tussen onze mannelijke en vrouwelijke kwaliteiten tot gevolg. Elk mens kan met schaduwwerk stappen maken om de balans te herstellen.
Gender is niet slechts een modewoordje dat niets toevoegt aan biologisch geslacht en waar we net zo goed zonder kunnen. Het woord geeft taal aan allerlei diepe lagen van het man-zijn en het vrouw-zijn. Het gaat over hoe we ons geslacht in identiteit vormgeven. Over hoe wij allemaal met de mannelijke en vrouwelijke kanten van onze persoonlijkheid omgaan, en over hoe mannelijkheid en vrouwelijkheid via rollen en normen in onze samenleving tot stand komen.