[AGTRT-BF34] Aan welke voorwaarden moeten gematigde gendertheorieën voldoen?

Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team

In een reeks van reports, messages en blogs hebben wij uiteengezet dat we op zoek zijn naar een MotR-versie (middle of the road-versie) van formele gendertheorie (FGT) teneinde een bruikbaar compromis te bereiken tussen de verschillende extremen, met name tussen gender-essentialisme en gender-co-essentialisme. In AGTRT-BF32 hebben we een voorstel gedaan voor wat wij noemen een transmoderate versie van FGT. Dat voorstel zien wij als een van een aantal opties voor het omschrijven van een MotR-versie van FGT. Anders geformuleerd: zowel in de richting van co-essentialisme als in de richting van essentialisme kan de transmoderate versie van FGT worden aangepast om andere versies van FGT te krijgen die ook het predicaat MotR verdienen (want duidelijk een compromis tussen essentialisme en co-essentialisme) maar die minder of nauwelijks transmoderate kunnen worden genoemd.

MotR beoogt een zoekruimte (van versies van FGT) af te bakenen waarbinnen men tot een daadwerkelijk compromis kan proberen te komen. Het zo gevonden compromis kan afhankelijk zijn van de jurisdictie waarin men werkt en kan daarmee in verschillende landen ook verschillende vormen aannemen.

Als kenmerkend, en afgrenzend, voor MotR zien wij de volgende opvattingen (requirements):

REQ-MotR1: Vier noties van gender worden onderscheiden: (i) formeel gender, (ii) biologisch gender (hetzelfde als biologische sekse, of biologisch geslacht), (iii) sociaal gender, en (iv) psychologisch gender. Wij begrijpen gender by default als formeel gender, maar we beseffen dat velen gender eerder als sociaal gender lezen. Bij elke vorm van gender zijn er drie mogelijkheden: mannelijk, vrouwelijk en neutraal.

De driedeling mannelijk, vrouwelijk, neutraal is bij formeel gender een ontwerpkeuze. Bij biologisch gender heeft de driedeling een natuurwetenschappelijke en medische achtergrond. Bij sociaal gender is de driedeling niet los te zien van maatschappelijke opvattingen. Bij psychologisch gender kan dit als een (te?) vergaande abstractie worden gezien van een continuüm aan mogelijkheden zoals dat in het kader van androgynie wordt gezien (mensen hebben altijd een combinatie van mannelijke, vrouwelijke en neutrale persoonskenmerken). 

Formeel gender komen we tegen bij: informatie in paspoorten en identiteitsbewijzen, toelatingscriteria tot voorzieningen (o.a. de zgn. “bathroom laws”), beleidsregels inzake gelijkheid en gelijkwaardigheid.

REQ-MotR2: Zowel biologisch gender als formeel gender leveren een classificatie van mensen, en deze beide classificaties komen bij veel personen overeen. Maar er kunnen verschillen zijn. Een persoon kan tijdens het leven qua (formele) gender veranderen ook al blijft de biologische gender dezelfde. 

REQ-MotR3: Man en vrouw worden als volgt omschreven: een man (vrouw) is een volwassen persoon met mannelijk (vrouwelijk) formeel gender.

Met deze definitie zet MotR zich af tegen de (extreme) posities van zowel essentialisme als co-essentialisme. Gender-essentialisme zegt: een man (vrouw) is een volwassen persoon van mannelijk (vrouwelijk) biologische gender, terwijl gender-co-essentialisme zegt dat een man (vrouw) is een volwassen persoon van mannelijk (vrouwelijk) psychologisch gender. Bij de omschrijving van co-essentialisme kan worden opgemerkt dat hier een heel specifieke invulling van psychologisch gender aan de orde is: wat een persoon zelf ziet als het eigen gender. Dit heet in de literatuur de gender identity. Die onderscheiden wij van de mannelijke en vrouwelijke persoonskenmerken die bij androgynie naar voren komen. In AGTRT-2 hebben wij dit meer in detail beschreven.

REQ-MotR4: een overgang van een persoon van formeel gender A naar formeel gender B (ongelijk A) duiden we aan als een gendertransitie (ofwel transgendering). Een transgender persoon is iemand die minstens eenmaal een gendertransitie heeft meegemaakt.

REQ-MotR5: de notie van biologische gender (biologische sekse) is niet eenduidig bepaald. Daarover bestaan verschillende opvattingen. Klassiek is de idee dat bij geboorte een biologische sekse wordt bepaald door visuele inspectie. Die methode noemen we hier GAbTVI (gender assignment by traditional visual inspection). Zo ontstaat een biologische gender assigned at birth. Wij gaan ervan uit dat een persoon AMAB (assigned male at birth), AFAB (assigned female at birth) of ANAB (assigned neutral at birth) kan zijn. Een opmerkelijke eigenschap van GAbTVI is dat deze toekenning van gender zoals we dat in AGTRT-1 noemen transition permissive is: een persoon kan als gevolg van medisch/chirurgische ingrepen qua gender (gezien via GAbTVI) van man naar vrouw of omgekeerd veranderen. Dit proces heet transsexing. Rond 1975 was transsexing de meest voor de hand liggende (en eigenlijk de enige) vorm van transgendering. Een eis aan MotR-versies van FGT is dat transsexing (vanuit het perspectief van GAbTVI) wordt geaccepteerd als een valide vorm van gendertransitie. Deze eis ligt bij gender-essentialisten verre van eenvoudig: zij pleiten uitstluitend voor een definitie van biologisch gender die moderner is dan GAbTVI voor het bepalen van de noties man en vrouw. In veel landen bestaat wetgeving die aan eis MotR5 voldoet, maar die wetgeving ligt ook steeds weer onder vuur.

REQ-MotR6: de notie van formeel gender wijkt niet zozeer af (en gaat niet zozeer afwijken) van biologisch gender dat er van een biologische achtergrond van formeel gender geen sprake meer is. Anders uitgedrukt: formeel gender wordt gebruikt om een aantal problemen die het maatschappelijk gebruik van biologisch zender met zich brengt op te lossen of te verzachten. Formeel gender wordt niet gebruikt om de in eerste instantie en qua intentie biologische achtergrond van de notie formeel gender te bestrijden of te ontkennen. REQ-MotR6 neemt uitdrukkelijk afstand van co-essentialisme.

Het eisenpakket REQ-MotR1-6 laat veel vrijheidsgraden open. De huidige wetgeving in NL voldoet aan REQ-MotR1-6. Maar er bestaat bij een deel van de transgender community een sterke wens om deze wet aan te passen teneinde het proces van transgendering te vereenvoudigen. De kritiek daartegen komt opvallenderwijs juist niet van mensen die de huidige wetgeving wel goed genoeg vinden, maar van mensen die de huidige wetgeving op grond van essentialistische overwegingen onbevredigend vinden.

Mondiaal gesproken is er nog veel weerstand tegen eisen als REQ-MotR1-6. De Nederlandse wetgeving op het vlak van geslachtstoekenning kan dan ook niet worden gezien als een mondiaal compromis tussen gender-essentialisme en gender-co-essentialisme. Wereldwijde adoptie van de huidige Nederlandse regelgeving zou niet minder dan een aardverschuiving betekenen op het vlak van de omgang met gender en gendertransitie. Maar er is kritiek op de Nederlandse wetgeving, en zulke kritiek is er ook op vergelijkbare wetgeving in andere landen in Europa. Die kritiek komt voor zover ons bekend steeds uit co-essentialistische hoek.

De vraag is allereerst welke ruimte het eisenpakket REQ-MotR1-6 nu nog open laat. Die ruimte is heel groot. Het gaat in beginsel allemaal om de voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij gendertransitie, waarbij allereerst de transities van man naar vrouw en van vrouw naar man aan de orde zijn. Pas nadat men daar helderheid over geeft gegeven loont het om de andere transitiemogelijkheden te bekijken. 

FGT berust op de aanname dat een biologische man (vrouw), dat wil zeggen een volwassen persoon met mannelijk (vrouwelijk) biologisch gender, niet noodzakelijk een man of een vrouw hoeft te zijn. Met andere woorden: de beweringen “een biologische man is een man” en “een biologische vrouw is een vrouw” zijn beide niet noodzakelijk juist. De vraag is dan welke afwijkingen men hier accepteert. Het gaat hier om mogelijke inperkingen en aanpassingen van REQ-MotR1-6. We zien hiervan drie vormen:

(i) Biologische en gedragsbepaalde factoren. In AGTRT-5 hebben wij additionele condities Cm en Cv geformuleerd met de volgende eigenschappen: de bewering “een biologische man die ook voldoet aan Cm is een man” en “een biologische vrouw die ook voldoet aan Cv is een vrouw”. Met het oog op zulke beperkingen kan men de transitiemogelijkheden beperken: transitie van mannelijk gender naar vrouwelijk gender is niet mogelijk voor een biologische man die ook aan conditie Cm voldoet, en transitie van vrouwelijk gender naar mannelijk gender is niet mogelijk voor een biologische vrouw die ook aan conditie Cv voldoet. De condities Cm en Cv die wij formuleerden hebben deels van doen met seksuele oriëntatie. Daar zit natuurlijk niet iedereen op te wachten omdat men vooralsnog graag vasthoudt aan de gedachte dat gender en seksuele oriëntatie onafhankelijk van elkaar zijn. 

(ii) Verzwakking van de transitie-eisen in de context van GAbTVI. In AGTRT-4 hebben we beschreven hoe in sommige gevallen de eisen van GAbTVI op verdedigbare wijze afgezwakt kunnen worden, met name in gevallen waarin een medisch ingezette transitie op grond van medische beperkingen niet geheel kan worden voltooid en er eigenlijk ook geen goede weg terug is.

(iii) Het derde type additionele beperkingen dat men aan REQ-MotR1-6 kan toevoegen ontstaat door van de persoon die gendertransitie nastreeft te eisen dat deze bepaalde standpunten onderschrijft en eventueel ook in de toekomst wijzigingen (verdere evolutie) van die standpunten zal accepteren. 

Wij menen dat (i), (ii) en (iii) hierboven een grote onderhandelingsruimte creëren die kan worden gebruikt om tot een compromis te komen tussen gender-essentialisme en gender-co-essentialisme. De transmoderate versie van FGT die wij in AGTRT-BF32 hebben voorgesteld ligt binnen deze ruimte, maar laat ook veel alternatieven toe.


Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *