Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team
In FGT zien we neutraal gender als niet-mannelijk en niet-vrouwelijk. De term binair gender willen we, net zoals non-binair, expliciet en impliciet vermijden vanwege de ideologische connotaties daarvan (zie AGTRT-3). Daarmee kan neutraal worden beschreven als “niet-mannelijk & niet-vrouwelijk”.
In FGT zien we neutraal als een gender maar vaak lees je dat naast man en vrouw van een spectrum aan genders sprake zou zijn. De beschrijvingen worden verder vervaagd doordat bij zo’n ramificatie gender en genderidentiteit niet meer worden onderscheiden. Maar het vereenzelvigen van gender en genderidentiteit is een (gender)politieke positie die niet als irrelevant of onbeduidend kan worden gezien, en die wij juist niet op voorhand willen aannemen.
Vanuit FGT is hier wel een probleem: zien we neutraal gender als een familie van genderideridentiteiten? Dat is qua typering niet helemaal overtuigend. Maar om bijvoorbeeld non-gender en agender ook als een gender te zien is evenmin overtuigend. Een soort van compromis is hier nodig en dat is dat we gender zien als een classificatie van personen en ook als een classificatie van genderidentiteiten. Daarbij kan een classificatie-mismatch optreden: persoon P met gender G1 heeft genderidentiteit GI(P) met classificatie G2 (verschillende van G1).
We kunnen nu enkele uitgangspunten formuleren:
- De drie genders (man, vrouw en neutraal) zijn classificatielabels, classificatie volgens die labels mag, kan, en moet soms ook legale consequenties hebben.
- Man lezen we hier als “positief man” (waarbij positief een of andere vorm van evidentie of aanwijzing betreft), vrouw als “positief vrouw”, en neutraal als “niet positief man” en “niet positief vrouw”.
- Hiermee ontstaat ruimte voor de modaliteiten (genderidentiteiten) “positief niet man (maar niet positief vrouw)” en “positief niet vrouw (maar niet positief man)”. Deze twee (zogenaamde non-gender) identiteiten zitten in categorie neutraal, maar verschillen beide weer van de (eveneens non-gender) genderidentiteit “positief niet man en positief niet vrouw”.
- Die classificatie in termen van gender (man, vrouw, neutraal) is dus niet alleen van toepassing op personen maar ook op genderidentiteiten.
- We nemen aan dat de genderidentiteit “positief man en positief vrouw” paradoxaal is en daarom niet bestaat.
- De genderidentiteit “man & vrouw” heeft dan als classificatie neutraal. Dit kunnen we lezen als “niet (positief niet man) en niet (positief niet vrouw)”. Het is de vraag of deze genderidentiteit allemaal voorkomt in de praktijk (op Reddit wordt er wel over geschreven), maar denkbaar is dit wel.
- Vooralsnog is mannelijk de enige beschreven genderidentiteit met genderclassificatie man. Maar uit bovenstaande wordt duidelijk dat overwogen kan worden dat “positief niet vrouw en niet (positief niet man)” als genderclassificatie mannnelijk krijgt. Zoiemand heeft bijvoorbeeld lichamelijk gender man maar voelt zich desondanks niet heel comfortabel met de mannelijke genderidentiteit.
- Er ontstaan twee plausibele beperkingen:
i) Als P mannelijk lichamelijk gender heeft dan kan P niet tevens positief vrouw zijn.
ii) Als P vrouwelijk lichamelijk gender heeft dan kan P niet tevens positief man zijn.
In het essentialisme worden deze beperkingen gesteld, in het co-essentialisme verworpen, en voor MotR-posities is dat onduidelijk. Op dit moment weten we niet of het wel of niet zinvol is om deze beperkingen als aannames in FGT op te nemen. FGT zoals we dat tot nu toe hebben uitgewerkt maakt gebruik van drie genderidentiteiten en vergt misschien aanpassingen wanneer ook voor man en vrouw verschillende genderidentiteiten (van dat gender) worden verondersteld.
- Vooralsnog is vrouwelijk de enige beschreven genderidentiteit met genderclassificatie vrouw, maar op symmetrische wijze zijn ook hier varianten denkbaar.
- Bij classificatie neutraal is sprake van meer opties van genderidentiteiten die daarbinnen vallen: waaronder
- Agender,
- Non-gender,
- Genderqueer (misschien in onbruik geraakt),
- En misschien valt non-binair te zien als een genderidentiteit (of groep van genderidentiteiten) binnen neutraal.
- Er is binnen neutraal ook ruimte voor verdere verfijning van de classificatie:
- Polygender (combineren van genderidentiteiten met, in totaal 2, verschillende gender classificaties),
- Pangender (combineren van genderidentiteiten met, in totaal, 3 ofwel alle beschikbare, verschillende gender classificaties), en
- Omnigender (combineren van alle verschillende genderidentiteiten).
- Gegeven het belang van neutraal gender is verdere verheldering van de structuur van dat gender gewenst.
- Een complicatie die steeds weer opdoemt is de mogelijkheid van een classificatie-mismatch. Zo’n mismatch is bijvoorbeeld aan de orde bij een persoon P met vrouwelijke genderidentiteit die zelf man is (dat wil zeggen: die mannelijk formeel gender heeft).
De bewering dat deze discrepantie tussen gender en genderidentiteit niet kan optreden, in combinatie met de bewering dat een persoon zich bewust is van de eigen genderidentiteit (en deze om die reden ook zelf kan bepalen) noemen we co-essentialisme. Daarbij komt ook de overtuiging dat de eigen genderidentiteit een “feit” is dat de maatschappij dient te respecteren.
De bewering dat deze discrepantie tussen gender en genderidentiteit niet kan optreden, in combinatie met de bewering dat een persoon de eigen genderidentiteit moet aanpassen aan het eigen gender (zelf te bepalen op basis van lichamelijk gender) noemen we essentialisme.
We zien hier dat essentialisme en co-essentialisme twee diametraal verschillende routes zijn waarlangs het voorkomen van een classificatie-mismatch kan worden vermeden. En we komen tot de volgende aanname: bij elke MotR-versie van gendertheorie (een aanpak die ligt tussen essentialisme en co-essentialisme) is het incidenteel optreden van een classificatiemismatch niet te vermijden.
Geef een reactie