Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team
Opzet van dit blog
- Inleiding
- Uitzonderingen die de regel bevestigen
- De regel: een moeder, vader en baby
- Uitzonderingen: gendertransitie
- Wat te doen bij het invullen van het bevolkingsregister?
- ICE toepassen bij pargender-theorie
- Conclusie: voorbij de strijd tussen “woke” en “anti-woke”
1. Inleiding
Deze week was er weer ophef over gender in politiek Den Haag: een SGP-medewerker vond in een zogenaamde “verzamelwet” dat de regering voornemens was om de term “moeder” in het bevolkingsregister te veranderen in “ouder uit wie het kind is geboren”. Het doel van de wijziging was om het registeren van ouderschap inclusief te maken voor mensen die gendertransitie hebben ondergaan. Een transman die een kind baart is immers geen vrouw meer, en zal zichzelf vaak ook niet als moeder zien.
Dit leidde met name bij de rechtse partijen tot verontwaardiging: de regering zou deze verandering hebben “weggemoffeld” in de verzamelwet om op deze wijze “woke” gedachtengoed door het parlement te duwen. De demissionaire regering zag dit anders: zij verwachtte – kennelijk naïef – geen significante tegenstand op dit punt.
Door alle ophef was Hugo de Jonge dezelfde dag nog genoodzaakt op X te erkennen dat dit een onnodige fout was: “Het woord ‘moeder’ is prachtig en verdient een plek in onze wet”. Hij beloofde dat de verzamelwet zou worden aangepast, en zo liep deze confrontatie met een sisser af, maar ook zonder duidelijke oplossing voor het vraagstuk hoe ouderschapsregistratie nou moet gebeuren in geval van gendertransitie.
Deze gang van zaken is tekenend voor hoe discussies over gender vaak verlopen in Den Haag. Uit het progressieve kamp worden allerlei voorstellen gedaan voor het “inclusiever” maken van wetgeving die zowel qua inhoud als strategie niet goed doordacht lijken, en het conservatieve kamp gaat daar dwars tegenin met kritiek die vaak evenmin goed doordacht is. Het resultaat is een ideologische patstelling die leidt tot stilstand en waar toch niemand bij gebaat lijkt. Hoe zou dit nou anders kunnen?
2. Uitzonderingen die de regel bevestigen
Voor dit specifieke geval over het inclusief registeren van ouderschap kan gendertheorie uitkomst bieden, en dan specifiek het concept pargender. Dit is een afkorting van parental gender en betreft de keuzen tussen vader, moeder en verzorger (mother, father, caretaker).
Pargender-theorie problematiseert en thematiseert de noties moeder, vader en verzorger net zoals gendertheorie de noties man vrouw en neutraal problematiseert en thematiseert. Pargender-theorie zou behulpzaam moeten zijn bij het oplossen van concrete vraagstukken zoals het inclusief maken van wetgeving die het registreren van ouderschap betreft.
Wij stellen dan wel voor om in pargender-theorie aandacht te hebben voor regels met uitzonderingen, en om niet te gemakkelijk het bestaan van uitzonderingen op een regel te te zien als een aanleiding om de regel te schrappen. Zulke regels geven houvast in het bestaan van veel mensen, en dat is van groot belang.
Een valkuil van het progressieve kamp op het gebied van gender is om inclusiviteit in zo’n extreme mate na te streven, dat het een taboe wordt om te benoemen dat genderdiversiteit meestal gaat over uitzonderingen, en dat de meeste mensen behoren tot een meerderheid voor wie die uitzondering niet relevant is.
Er is veel meer draagvlak voor genderinclusie te verwachten als die zich niet zo scherp afzet tegen normen, regels en meerderheden, maar deze in de eerste plaats erkent. De inclusie gaat dan slechts over het erkennen van specifieke uitzonderingsgevallen, voor wie bijvoorbeeld registratie bijvoorbeeld in wetgeving netjes moeten worden geregeld. Genderinclusief beleid mag van ons dus vaker gewoon genoemd worden wat het is: beleid voor uitzonderingen die de regel bevestigen.
3. De regel: een moeder, vader en baby
De regel is in het geval van ouderschap eenvoudig vast te stellen: daar is geen ingewikkelde pargender-theorie voor nodig. Een persoon ontwikkelt zich vanuit een kind bij geboorte en dat kind komt voort uit een foetus en deze foetus heeft een genetische moeder en een genetische vader. Er is ook sprake van een lichamelijke moeder, de persoon die de foetus tot kind ontwikkelt en het kind baart.
Bij een gegeven persoon liggen deze drie rollen in beginsel vast en in veel gevallen is ook goed vast te stellen wie deze rollen vervullen. Deze drie rollen hebben direct met de reproductie te maken en deze drie rollen classificeren we daarmee als rollen die thuishoren in de (theoretische) seksuologie. Het is de gewoonte om “de moeder” te lezen als de lichamelijke moeder.
Vader en moeder
We komen hiermee tot deze definities die als uitgangspunt voor pargender-theorie kunnen dienen:
Een moeder is een persoon die lichamelijk moeder geweest is (dit vergt precisering bij still births en andere complicaties maar het idee lijkt ons in eerste instantie voldoende duidelijk).
Een vader is een persoon die lichamelijk vader geweest is (dit vergt eveneens precisering bij still births en andere complicaties).
We vinden dan ook: eens een moeder, altijd een moeder. Deze regels sluiten niet uit dat een persoon zowel vader als moeder is, en ook niet dat een persoon zowel vader en moeder is van hetzelfde kind. Maar dit betreft dat wel buitengewone uitzonderingen. De voor de hand liggende regel in pargender-theorie is toch deze:
Een persoon is niet tegelijk vader en moeder.
Gender en pargender
De relatie tussen gender en pargender is verre van eenvoudig te bepalen, maar kwalitatief denken in termen van aantallen helpt misschien verder:
- De meeste lichamelijke moeders zijn lichamelijk vrouw vanaf de geboorte en zijn dat ook gebleven en zijn dat nog steeds.
- De meeste genetische moeders zijn lichamelijk vrouw vanaf de geboorte en zijn dat ook gebleven en zijn dat nog steeds.
- De meeste genetische vaders zijn lichamelijk man vanaf de geboorte en zijn dat ook gebleven en zijn dat nog steeds.
- Elk van de genoemde drie rollen is een rol als ouder (van een persoon).
4. De uitzonderingen: gendertransitie
Maar er zijn uitzonderingen op de meerderheidsregels 1-3, en die komen met name voort uit het fenomeen van de gendertransitie. En om deze uitzonderingen recht te doen kan men regels 5 en 6 gebruiken.
- Om de ambiguïteit van “moeder” te vermijden kan men gebruik maken van de omschrijving “de persoon die het kind heeft gebaard”, en in plaats van genetische moeder kan men zeggen “de persoon die de eicel heeft geleverd”.
- In de plaats van vader kan men zeggen: “de persoon die het zaad heeft geleverd”,
De vraag is nu hoe er moet worden omgegaan met uitzonderingen. Daarover bestaan verschillende meningen, en die zijn samen te vatten onder de labels die we ook gebruikten om posities in het algemene debat over gender te beschrijven: het essentialisme en het co-essentialisme (zie ook gender-theory.org/).
Als we deze labels toepassen op het debat over ouderschap, krijgen we enerzijds het pargender-essentialisme. Dit is de opvatting dat de meerderheidsregels in 1-3 als principes moeten worden gelezen die bepalen hoe de terminologie, en bij voorkeur ook de regelgeving, werkt. Uitzonderingen zijn misschien denkbaar maar dan alleen als anomalie, en daarvan mogen de “normal cases” geen hinder ondervinden.
De combinatie van gender-essentialisme en pargender-essentialisme levert een complete en conventionele alignment tussen gendertheorie en pargender-theorie: alle moeders zijn vrouwen, alle vaders zijn mannen.
Pargender-co-essentialisme is de opvatting dat er geen enkele van te voren bepaalde relatie hoeft te zijn tussen de noties moeder en vrouw en tussen de noties vader en man.
5. Wat te doen bij het invullen van het bevolkingsregister?
Bij het invullen van het bevolkingsregister staat men dan voor deze vragen: worden vader en moeder gebruikt, of liever de omschrijvingen die in regel 5 en 6 zijn genoemd? En als vader (moeder) worden gebruikt, wordt dan wel of niet aangenomen dat de betreffende persoon op het moment van inschrijving van het kind ook man (vrouw) is, of maakt dat niet uit?
Zoals gezegd ontstond de Haagse commotie deze week nadat een wetsvoorstel met een keuze voor optie 5 en 6 in beeld kwam. Volgens de SGP is hier van een grote stap sprake die de zo belangrijke concepten verder ondermijnt. Het CDA was er als de kippen bij om in deze van een fout te spreken.
Het is begrijpelijk dat deze partijen in deze tijden, waarin het progressieve gedachtegoed soms religieuze en dwingende vormen kan aannemen, wantrouwend zijn naar dit soort wijzigingen. Tegelijkertijd leidt de huidige situatie zonder wijzigingen ook tot problemen. Als men vasthoudt aan vader en moeder dan kan het zo zijn dat de vader van een kind een vrouw was op de dag van conceptie (en later).
Allerlei onverwachte complicaties in de terminologie kunnen zich dan voordoen. Nu waren CDA en SGP ongetwijfeld nooit van harte voorstander van transgenderwetgeving. Maar die wetgeving is er nu eenmaal, transgender personen bestaan en het is relevant om ten aanzien van die mensen duidelijke taal te hanteren. Als SGP en CDA tegen vernieuwing van de wet zijn, dan betekent dat dat ze het redelijk vinden om te zeggen: de vader van X (zoals bekend bij de burgerlijke stand) is een vrouw, de moeder van Y (zoals bekend bij de burgerlijke stand) is een man, enzovoorts.
6. ICE toepassen bij pargender-theorie
Het is op dit punt aangekomen volgens ons noodzakelijk om terug te gaan naar de argumentatie voor de oorspronkelijke transgenderwet. Dat is wat de methode ICE voorschrijft (zie AGTRT-BF38 en AGTRT-BF56). Destijds, bij de introductie van de eerste transgenderwetgeving, is impliciet gebruik gemaakt van de volgende meerderheidsvarianten van klassieke definities van vrouw en man die wij AHF (a woman is an Adult Human Female) en AHM (a man is an Adult Human Male) noemen:
MAHF: The majority of women are adult human females.
(In meerderheid zijn vrouwen volwassen personen met vrouwelijk lichamelijk gender)
MAHM: The majority of men are adult human males.
(In meerderheid zijn mannen volwassen personen met mannelijk lichamelijk gender)
Er zijn ook twee complementaire varianten:
MAHFc: The majority adult human females are women.
(In meerderheid zijn volwassen personen met vrouwelijk lichamelijk gender vrouwen)
MAHMc: The majority adult human males are men.
(In meerderheid zijn volwassen personen met mannelijk lichamelijk gender man)
Wij gaan ervan uit dat destijds de waarheid van MAHF, MAHM, MAHFc en MAHMc niet in twijfel werd getrokken en dat transgender personen zozeer als uitzondering werden gezien dat het geen maatschappelijk probleem oplevert om hun existentie goed te faciliteren.
De vraag die zich aandient is of inmiddels op dit vlak een andere koers wordt ingeslagen, zodat een aanpassing van de terminologie die voor transgender personen gunstig is nu ook afgewezen kan en mag worden omdat deze aanpassing ook de terminologie betreffende de “de meerderheid” raakt.
SGP en CDA kunnen kritisch zijn op “woke”, maar zullen ook moeten inzien dat er consequent over deze afwegingen moet worden nagedacht, ook wanneer men de bestaande transgenderwetgeving zelf niet van harte ondersteunt. Als deze partijen van mening zijn dat de transgenderwetgeving veranderd moet worden in de richting van het verminderen van de mogelijkheden tot gendertransitie dan moet dat er duidelijk bij gezegd worden.
7. Conclusie: voorbij de strijd tussen “woke” en “anti-woke”
Het voorstel om genderneutrale conventies als genoemd onder regel 5 en 6 te hanteren kwam nu als een verrassing, maar dat had het helemaal niet moeten zijn. Deze regels zijn een voor de hand liggende en logische consequentie van de bestaande transgenderwetgeving die door omstandigheden alleen met vertraging op tafel is gekomen.
De bestaande transgenderwetgeving leidde van meet af aan tot complicaties: een man kan een kind krijgen, de moeder van een persoon kan een man worden, een vrouw kan na de conceptie maar voor de bevalling man worden (en dan “als man” tevens moeder zijn). Deze complicaties hadden al doordacht moeten zijn bij de huidige wetgeving, iets wat in het recente Duitse wetsvoorstel op dit vlak ook in veel detail is gedaan.
In de discussie die we deze week zagen ontstaan in Den Haag rondom ouderschapsregistratie in het bevolkingsregister werd wederom de scheidslijn tussen “woke” en “anti-woke” zichtbaar, terwijl dat dus helemaal niet nodig is. De regering had dit vraagstuk niet via een verzamelwet moeten oplossen, en de oppositie had niet verbaasd hoeven zijn dat bestaande transgenderwetgeving nu eenmaal consequenties heeft voor bijvoorbeeld geboorteregistratie.
Hoe kan dit nu voortaan anders? Bij het regelen van wettelijke bescherming van transgenders is het in elk geval belangrijk dat daarbij niet uit het oog wordt verloren dat het hier om een minderheid gaat (zoals uiteengezet in paragraaf 2). Algemene regels die voor de meeste mensen gelden hoeven niet per se geschrapt te worden om een minderheid te faciliteren; dat leidt al snel tot allerlei maatschappelijke onrust en steeds diepere polarisatie tussen “woke” en “anti-woke”, zoals we nu zien gebeuren.
Er zijn verschillende mogelijkheden om in het vraagstuk rondom het registreren van ouderschap in het bevolkingsregister tot oplossingen te komen die het maatschappelijk draagvlak voor transgenders niet zo onder druk zetten. Zo kan de transgenderwetgeving nog eens kritisch bekeken worden, maar ook kan de wijze van registratie in het bevolkingsregister nog eens overdacht worden.
Ten eerste de transgenderwetgeving: die wetgeving gaat nu heel ver in het faciliteren van transgendering. Er kan gedacht worden aan het inperken van mogelijkheden tot transgendering, ofwel het minder liberaal maken van de wet die er nu is, zeker in de fase van het verwekken en krijgen van kinderen.
Het is bijvoorbeeld een mogelijkheid om het baren van een kind als consequentie te laten hebben dat iemand als vrouw wordt gezien, en dat minstens nog enkele jaren daarna. Dan heeft op termijn iedereen een moeder (bij een vader ligt dat iets moeilijker, maar dat is nu ook al zo).
Als je het zo bekijkt dan heeft pargender-theorie misschien consequenties voor de concept engineering van gender. Daar is niet zoveel mis mee. FGT (Formal Gender Theory, zie gender-theory.org/) beschrijft het ICE-mechanisme voor stapsgewijs concept engineering van gender. FGT beschrijft niet alle overwegingen die in elke fase aan de orde kunnen komen.
Ten tweede kan overwogen worden om bij invulling van het bevolkingsregister ouders beide mogelijkheden te geven om hun rol bij de creatie van het kind te benoemen: vader dan wel ouder die het zaad heeft geleverd, en moeder dan wel ouder die het kind heeft gebaard. Over genetica wordt dan in het bevolkingsregister niet systematisch gesproken, maar dat zou er op termijn ook van kunnen komen.
Geef een reactie