Jan Bergstra & Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team
In AGTRT-BF49 hebben wij recent werk van Kirk-Gianinni gesproken. Daarin wordt concept engineering uitgevoerd om aan een nieuwe notie van gender te komen, genaamd “inclusive gender”. We vatten de redenering van Kirk-Gianinni hier eerst kort samen.
Lees meer over “Inclusief Gender” van Kirk-Gianinni:
Cameron Domenico Kirk-Giannini: een volgende stap in de concept engineering van gender
Neem aan dat we gender zo zien dat:
- Een persoon P heeft gender-1 als, en alleen als, P vrouwelijke genderidentiteit heeft,
- Een persoon P heeft gender-2 als, en alleen als, P mannelijke genderidentiteit heeft,
- Een persoon P heeft gender-3 als, en alleen als, P niet gender-1 heeft en ook niet gender-2 heeft.
Deze definitie van gender noemen wij co-essentialistisch omdat gendercategorisering (met andere woorden: de vraag of men gender-1 of gender-2 heeft) uitsluitend afhangt van gederidentificatie (en daar gaat P alleen zelf over).
Nu heeft Elizabeth Barnes laten zien dat deze definitie van gender onvoldoende inclusief is omdat in sommige gevallen “cognitively disabled” vrouwen niet in staat zouden hun eigen gender te identificeren, zodat deze personen geen gender-1 (of wel vrouwelijk gender) wordt toegekend, en dat is (volgens Barnes) uitdrukkelijk ongewenst. Met andere woorden: het co-essentialisme leunt te zeer op de zelfidentificatie om de genderidentiteit te bepalen.
De conclusie van Kirk-Gianinni was dat er een iets minder co-essentialistische definitie van gender nodig is: in sommige gevallen wil men een gender aan een persoon toe kunnen schrijven, ook als de persoon zelf dat niet doet. Kirk-Gianinni verschuift de definitie marginaal in essentialistische richting door de strikte eis dat men altijd een genderidentiteit heeft te laten vallen. Zo ontstaat wat Kirk-Gianinni noemt “inclusive gender”. Dat is wel een heel ambitieuze naam, want het valt allerminst uit te sluiten dat er andere problemen met de definitie van gender volgens het co-essentialisme waren die toch vererven naar het nieuwe idee over gender zoals Kirk-Gianinni dat ziet.
Wij stelden in AGTRT-BF38 een methode voor om de geschiedenis van de ontwikkeling van het begrip gender in kaart te brengen: incremental concept engineering (ICE). Daarbij beginnen we aan de essentialistische kant met als startdefinitie van gender lichamelijk gender. Bij incremental concept engineering van gender werkte we naar definitie die steeds iets minder essentialistisch zijn (en daarmee iets meer co-essentialistisch).
Lees meer over onze ICE-methode voor gender:
Meer inzicht in de manier waarop het concept gender over de tijd is aangepast, is helpend bij de discussies die nu spelen
Kirk-Gianinni werkt van de andere kant af. Kirk-Gianinni neemt als startdefinitie de meest co-essentialistisch denkbare definitie van gender, en werkt in de richting van het essentialisme, met als doel om de mate van inclusiviteit te vergroten. Transinclusiviteit blijkt immers (volgens Barnes) niet het enige criterium te zijn waar co-essentialisten op moeten letten.
Wij kunnen meteen een volgende stap voorstellen: naast gender-1 en gender-2 is er ook gender-3 (voor neutraal gender). En nu spreken we af dat:
- Een persoon P heeft gender-3 als, en alleen als, P niet gender-1 heeft en ook niet gender-2 heeft.
Hiermee ontstaat “inclusief-N gender”: inclusief-N gender levert allereerst ook een categorisering op voor mensen die zichzelf genderneutraal beoordelen. Maar “inclusief-N gender” geeft ook (enige) ruimte aan mensen zoals Marcus Dib die geen gender wil hebben (zie AGTRT-BF49 en AGTRT-BF37). Op basis van inclusief-N gender zou men aan Marcus Dib gender-3 toekennen, en dat is minder “oppressive” dan wanneer Dib Gender-1 of gender-2 wordt toegekend. “inclusief-N gender” is daarmee iets meer inclusief dan “inclusief gender”.
Lees meer over de casus van Marcus Dib:
Marcus Dib is transseksueel maar niet transgender: wat betekent dit voor gendertheorie?
Hoewel wij geen voorstanders zijn van co-essentialisme, kunnen we wel meegaan met de gedachte dat het co-essentialisme een relevant voorstel is voor een definitie van gender en dat inclusief gender dat voorstel verbetert. Daarmee is inclusief gender allerminst de finale oplossing van het ontwerpprobleem voor een notie van gender. Inclusief-N gender vinden wij al wat beter (zij het dat we ook dat voorstel voor een definitie van gender nog veel te zeer co-essentialistisch vinden).
Toch is de bijdrage van Kirk-Gianinni voor ons van groot belang. Die brengt namelijk meer symmetrie in het onderzoek: incremental concept engineering en decremental concept engineering zouden ooit op het zelfde concept uit kunnen komen en dat zou dan een goede kandidaat voor een MotR-gendertheorie zijn.
Geef een reactie