Jan Bergstra en Laurens Buijs
Amsterdam Gender Theory Research Team
Sinds maart 2023 werken wij aan wat we noemen formal gender theory (AGTRT-1, AGTRT-4). Maar wat bedoelen we hier eigenlijk mee, en waarom denken we dat we zo een waardevolle bijdrage leveren aan het vakgebied gender studies?
De term “formele gendertheorie” is niet nieuw. Deze term kwam naar voren in het werk van Janet Salzman Chafetz (1942-2006). Zij bedoelt met formele gendertheorie een sociologie van gender waarin op basis van duidelijke omschreven concepten en vanuit duidelijke gestelde vragen antwoorden worden gegeven die zich door kwantitatief onderzoek laten valideren.
Chaftez is kritisch op kwalitatief werk in het vakgebied, dat volgens haar gekenmerkt wordt door termen die al gauw vaag gedefinieerd zijn, zoals patriarchaat of seksisme. Ook verzet ze zich tegen het idee dat gendertheorie per se iets voor en door vrouwen is. Een theorie die gebaseerd is op door mannelijke onderzoekers ontwikkelde methodologie, kan – mits formeel – ook voor een feminist als Chaftez relevant zijn.
Chaftez ziet een formele gendertheorie als een gendertheorie die formeel is als sociologische theorie. Met haakjes is dat dus: een formal (gender theory), of ook wel een formal (gender sociology). Wij zetten de haakjes anders: (formal gender) theory.
De term gender is ambigu, of in het Engels polysemous (een term die we in de gendertheorie vaak tegenkomen). We onderscheiden drie hoofdbetekenissen van gender: formele gender (de classificatie van gender), sociale gender (gender in onze cultuur en maatschappij) en psychologische gender (gender als subjectieve identiteitsbeleving). Deze betekenissen lopen flink uiteen, en moeten dus ook elk apart van een definitie worden voorzien.
We associëren het woord gender vaak met het idee dat dit zou gaan over de sociale pendant van biologische sekse. Die omschrijving is voor sociale gender inderdaad plausibel, maar voor de andere betekenissen van gender niet. Zo heeft psychologische gender te maken met genderidentiteit: hoe men zichzelf ervaart.
Formele gender ten slotte is net als het geslacht in een paspoort: man, vrouw of neutraal (dat wij prefereren boven non-binair om rederen die zijn uiteengezet in XX en YY). Man staat dan voor de mannelijke gender, vrouw voor de vrouwelijke gender, en neutraal voor neutrale gender. Dit kan afwijken van biologisch geslacht: de mannelijke sekse, vrouwelijke sekse en neutrale sekse.
De afwijkingen tussen gender en biologisch geslacht hebben te maken met het fenomeen transgendering. Bij de meeste definities van biologisch geslacht is een transitie van het ene naar het andere geslacht namelijk niet mogelijk (zie AGTRT-4). Vandaar dat het onderscheid tussen gender en geslacht relevant wordt.
Waar de klassieke man/vrouw-indeling leidde tot een tweewaardige logica, hebben we langs de lijn van formele gender nu met een driewaardige logica te maken: man, vrouw en neutraal. Het loont dan ook om de afwezigheid van informatie over formele gender formeel te benaderen en een naam te geven. Zo kom je in formele gendertheorie op een vierwaardige logica uit: man, vrouw, neutraal en onbekend. De consequenties van het werken met zo’n complexe logica zijn allesbehalve vanzelfsprekend.
Hoewel formele gender als benaming meestal niet wordt gebruikt, is er een reeks van auteurs die wel feitelijk aan of met formele gender werken, ofwel die gender (in hun variant van gendertheorie) duiden als formele gender en niet als sociale of psychologische gender. We denken daarbij aan Barnes, Byrne, Bogardus, een deel van het werk van Dembroff, en het gebruik van de term gender in veel moderne wetgeving. Daarmee raakt formele gender aan allerlei actuele maatschappelijke discussies, zoals die over de definitie van man en vrouw en de omgang met transgendering.
We zien dus genoeg reden om de term formal gender theory nieuw leven in te blazen. Ten eerste ontstaat een formele theorie in de zin van formele logica, of althans in de zin van een robuuste informele logica. Ten tweede herkennen wij de notie formele gender uit het werk van anderen in recente literatuur. Ten derde sympathiseren we met de doelen zoals geformuleerd door Janet Chafetz: de theorie moet uit eigen kracht spreken en niet voorkomen uit bijvoorbeeld een feministische ideologie. Bij voorkeur blijkt een theorie een gewenste beweging (zoals een voorkeursvariant van het feminisme) wel te ondersteunen, maar dat kan men niet van tevoren eisen als randvoorwaarde aan de theorieontwikkeling.
Geef een reactie